III.
A fdbel.
XI.
H oofdstuk.
Etnvjy.
viie.
XT.
Cißus
Crhpus.
Gekrulde,
ook bleeker van Kleur of witachtig, gelyk de
vSalie-Bladen ; de Bloemen niet paarfch, maar
Roozekleur. De Zaadhuisjes zyn m deeze
beiden fpits, niet plat, gelyk in.veeleanderen.
*t Gewas groeit gemeenlyk Mans langte hoog,
vallende in Spanje, Portugal, en de Zuidelyke
deelen van Vrankryk. Een fraay Bygewas,
dat men Hypocifiis noemt, vervolgens onder
de Kruiden, en wel onder de Soorten van Afa-
rum , te befchryven , groeit op de Wortelen
van deeze SoorE.
( i i ) Cillus, die Boomachtig is, met Lancet«
vormige, Fluweelige, drieribbige3 gegolfde
Bladen.
De krinkeling der Bladen maakt dat deeze
Cillus zig byna als met Bladen van Gamander»
lein vertoont. Hy maakt den vyfden Mannetjes
Cillus van C l u s i u s uit; een laag Gewas
, met Takken , niet veel meer dan een
Voet lang , die, zo wel als de BloemfleeJtjes
en Kelken, met een Fluweelachtig, wit, Dons,
bekleed zyn, De Bloemen komen by Kroontjes
aan ’t end der Takjes voort, zynde wat
kleiner dan die van de voorgaanden , fierlyk
paarfch van Kleur, Jn .Portugal alleen was
hem
(11} Cißus Arbor. exflip, Fol. lanceolatis pubescentibus.,
ftinerviis, undulatis, Fiort. Clïff. 10S. R. Lugdb. 475, Sauv.
■ Monsp. 147. GOUAN. Monsp. zss- Ger. Prov. 39g. Cillus
Mas Fol. undulatis & crispis. Tournf. Inft. 239. Cillus Mas
Folio Chamacdryos. c, B. Pin, 454, Cillus Mas quintus, Clus,
Miß. I. p. 6p. Hisp, p, 139,
P o L Y A N D R I Ä » 26p
hem deeze Soort, in een Zandige Grond, doch UI.
nergens overvloediger dan by eeh Kloolter ,
v y f Mylen boven Lïsfabon , voorgekomen ; Hoofd-
zynde deeze de eenigfle die niet hadt voört ge-STUB;*
wild , uit Zaad , in de Nederlandfche Hovën.
De Mannetjes - Cillus , in ’t algemeen, wordt
van de Spanjaarden , zegt h y , Efiepa, doch
deeze van de Portugeezen Rojella geheten. Hy
valt ook in Languedok en op de Hierifche o f
Goud - Eilanden voor de Kust van Provence.
( 12 ) Cillus , die Boomachtig is , met Lan- xir.
cetswys’ ovaale Bladen , hebbende twee
Kelkblaadjes zeer fmal. ^rorfeiein*
Ëenige andere Soorten van Cillus hadt CLU-bladig*‘
sius in Spanje en Portugal waargenomen, dje
niet tot den Mannetjes noch tot den Cillus
Ledon te betrekken waren, naast komende aan
den Wyfjes- Cillus. Men zouze fmal of klein-
bladigen kunnen noemen. De eerlle derzel-
ven , hier bedoeld , hadt Bladen als van dö
Halimus o f Zee - Porfelein, en voert daar van
den bynaam. Dezelve, zegt hy, heeft Takken
of Rys van een Elle hoog, met Blaadjes als van
de
Ciz) Cißus Atbor. exftip. Foliis ovato • lanceolatis, Foliolis
duobus Calycinis linearibus, H, Cliff. R. Lugdb. S auv. Monsp.
147. Cillus fcemina Portulac* marinx folio. C. B. Pin. 4ö j.
Cillus Halimi folio primus Sc lècundus. Clus. Hiß. I. p. 71.
Hisp p. 144, 145. y . Cillus fruticofus ereftus, Foliis oppa
€tis feslilibas utrioque incanis. MIDI.. It. T. 290.