III.
ftïDEEL.
X.
H oofd.
STUK.
Etnvjyvlgt.
Pi. XXV.
Fig. z.
cetvormig , effenrandig , glad, verfcheide maaien
langer dan de tusfchenwydten; de Bloem-
Heekjes zydelings, gepaard, kort, naauwlyks
langer dan de gezegde tusfchenwydten der Bladen
, voerende een Kroontje , dat enkeld is ,
zelden famengefteld , klein, uit veele Bloempjes
beftaande, die de Bloemblaadjes rondachtig
hebben en korter dan de menigvuldige ,
Borftelachtige, regtopftaande Meeldraadjes.
Het Gewas , waar van ik een aanzienlyken
Tak van de Kaap ontvangen heb, in Fig. 2 ,
op Plaat X X V . afgebeeld , komt nader met
deeze befchryving , dan met den Hoogleeraar
B u r m a n n u s overeen, die duidelyk z e g t ,
dat de Steeltjes lang en enkeld zyn, met weinige
Bloempjes of Besfen , welke ook, volgens
zyn Ëd., éénhollig zyn en een enkel Zaad bevatten.
Van de Vrugt wordt in gedagte befchryving,
door S c h r e b e r , niet gefproken.
Ik bevind dat de Bloempjes, van mynen Tak ,
■ den Kelk vyftandig hebben , uit welks omtrek
vyf Bloemblaadjes en aan de binnenzyde ten
minfte twintig Meeldraadjes voortkomen , die
lang zyn , met aanmerkelyk groote Knopjes :
terwyl in ’t midden van het Bloempje zig een
enkele Styl bevindt, op een rond Frugtbeginzel
geplaatst, dat van den Kelk is afgefcheiden ,
en in ééne Holligheid verfcheide Zaadjes bevat.
Zulks ftrydt , wel is waar , eenigszins
tegen de Kenmerken van dit Geflagt; doch
niet meer , dan het hebben van één Zaad in
ééne Holligheid, gelyk de aangehaalde Bur- Hf.
mannifche. Het L o o f , ondertusfehen, en de
Geftalte, benevens de roodheid van de Schors,Hoofd*
heeft veel overeenkomst met de Myrten. D e STüK*
Bladen zyn op ’t hoogst twee Duimen lang
gepaard : de Kroontjes in de Oxelen beltaan
fomtyds wel uit twaalf en meer Bloempjes,
en zyn zeer kort gefteeld; hebbende de eigen
Bloemfteeltjes fomtyds enkeld , fomtyds twee
o f drievoudig.
P u n i c a . Granaatboom.
De Kenmerken zyn , insgelyks, v y f Bloemblaadjes
, een vyfdeelige Kelk boven het Vrugt-
beginzel, dat een Appel wordt met veele Holligheden
en veele Zaaden.
Twee Soorten behelst dit Geflagt, waar van
de laatfte uit de Westindiën afkomftig is.
( i 3 Granaatboom , die Boomachtig is , met T*.
Lancetvormige Bladen, Granatum,
Gcwoonc.
De
( i) Punica Foliis Ianeeolatls , Caule Arboreo. Syst. Nat.
XII. Gen. ó i8. p. 341- K g , XIII. Gen, SI8. p. 38J. Hort.
Cliff. Upt. &c. Mat. Med. 223, R. Lagdbat. 267, Gron»
Or. 144. Rumph. Amb. II. p. 94. T. 24. f. 1, Malus Puni-
ca fykeftriï , fativa. C. B. Pin. 438. TOURN. Infl. 636.
Malus Gtanata. f. Punica. Tabern. Icon. 1033, Cam, Epit.
130, 131. jS. Balauftia Flore pleno majote & minore* C. I
Plu. 43*. TREW. Ehret, T. 7 1 , 72,
m 3