I n Ai
II I
AïS l. ker ' Brm n°emt, zo wel in de Noordelyke als
xiv. ‘ in de Zuidelyke deelen van Europa, en inzon.
Hoof»- Verheid in Duitfchland gemeen. Men noemtze
TUnmun-in Italie Cerretta of Braglia , in Vrankryk,
rAz(' Genijle of Genet; in Engeland Greenwetd of
Dyers Weed , en in Duitfchland Heydenfchmuck
of Ferbblumen. Deeze laatllc benaaming, met
die van Flos tinciorius overeenkomftig, heeft
z y , wegens de Kleurende eigenfehap van haare
geele Bloemen, die van de Verwers gebruikt
worden , om met het blaauw der Weede een
groene Kleur te maaken.
Deeze blyft laager dan de Drïebladige of
* Bkdz, Bezem - Brem , hier voor befchreeven *, en
groeit ook zo regt niet op, maakende Bosjes
van haare Kruidige Rysjes , veeltyds fcheef
hangende , of tegen ander Gewas fteunende j
begroeid met veele dergelyke Blaadjes als de
t Biadz. Spaanfche Brem f , glad en groen. Op ’t end
4 4 der Takken komen Aairen van Bloemen voort,
die geel en fraay zyn, waar op dergelyke
Haauwtjes volgen als in de andere.
In de Geneeskunde maakt men zo wel van
deze als van gene gebruik, hoewel het eigent-
lyk deeze fchynt te moeten zyn. Men plagtze
te houden voor een uitmuntend'Middel tegen
de Miltzugt en ’t Graveel; als ook tegen Verpoppingen
van de Lever. De Bladen, Takken
en Toppen , in Wyn of Water gekookt, zo
wel als het uitgeperfte Sap daar van, zyn fom-
tyds dienftig bevonden tegen de Waterzugt.
Het
Het Zaad heeft een purgeerende hoedanigheid' HL
en de Afch van Brem is aangepreezen als
zonder kragtig in het afzêtten der Slymerige Hoofd-
Stoffen door de Waterwegen. ST^ , ,
; Sommigen merken aan, dat de Akker - Brem,
in’t byzonder, den Melk der Koeijen, die daar
van eeten , zo wel als de Boter en Kaas,
daar van komende, bitter maakt. In ons Land
heeft menze weinig, zynde 'haare GroeypJaats,
door den Hoogleeraar nu G o r t e r , alleen-
i]yk by den Ouden Ysfel , in Opper - Gelder -
! land, aangetekend; terwyl men de Bezem Brem,
[hier voor befchreeven , overvloedig in Zandige
Landsdouwen van de andere Provinciën , en
Lelfs in Zuid- en Noord - Holland , aan den
Duinkant aantreft. Op de Wortels van beiden
groeit de zogenaamde Brem ■ Raap , een Soort
v an Orobanche, vervolgens te befchryven.
(7) Brem met Lancetvormige gladde Bladen vn,
en gelyke, ronde, regtopjlaande Takken, sitofchê.
Deeze gelykt naar de voorgaande, zegt de
I Ridder , maar de Stengen zyn niet gevoord o f
hoekig en naauwlyks geftreept : ja in het ge-
Iheele Gewas heeft geene ruigte plaats. De
I Bladen zyn een weinig fmaller ; de Bloemen
[zeer ver van een, in gepluimde Aairen.
(8) Brem
(7) Genijla Fol. Lanceolatis glabris , Ra mis squalibus te*
I tetibus ere&is. Mant. 571. $
II. DSSL. V. STUK,