III.
A fdeei.
VIII.
H oofdstu
k .
- Eenvjy•
vigt+
Dit Gewas is door geheel Europa gemeen s
en groeit in ’t wilde, op drooge dorre plaat-
fen, zo in de Zuidelyke deelen als in Barba-
rie. Het is , onder den naam van Peeganon »
aan de Grieken bekend geweest ; hoewel zy
het ook Rutee noemden, waar van de Latyn-
fche naam Ruts, zynen oirfprong heeft, welken
men in de meelte Taaien van ons Wereldsdee!
navolgt. Dus noemen het de Italiaanen Ruta,
de Spaanfchen Ruda , de Franfchen en Engel-
fchen R u e , de Duitfchers Raute en wy Ruite
o f Wynruit.'
Volgens C o r d u s is het een Heefter, die
een Stam o f Steng maakt van één o f twee
Ellen hoog , een Vinger dik, Afchgraauw van
Kleur, in veeleTakken verdeeld, welke ’s Voor-
jaars veele groene Takjes uitgeeven, waar aan
de Bladen en Bloemen groeijen. Maar , ei-
gentlyk gefproken, komen van dit Gewas aan-
merkelyke Verfcheidenheden voor, die de hoogte
onbepaald doen zyn. Men heeft eene
Brtedbladige o f Gemeene , die hier te Lande
zeer wel voort wil, en den Vorst zelfs in de
open Grond verdraagt: eene Portugaalfche
Ruite , veel fterker van Reuk , doch zeer teder,
moetende des Winters in Huis gezet worden
en eene Smalbladigs Ruite, die men gemeen
Ruta graveolens Hortenfit. Dqd. Fempt. 119. 3. Ruta Hort.
latifolia Arbuscula: fimilis. Eoerh. Lugdb. I. p. 2tfo. Aura
Africana maxima. Schwer. Hort. 54. *. Ruta fylveftris mi.
*or, c . B. Fin. 336. Cam. Epit, 45;, poa. Fmpt. 12®,
meenlyk Berg-Ruite noemt, welke ’s Win- HT.
ters, in'deeze Gewesten, nooit overgehouden
kan worden , wat moeite men ook daar toe Hoofd*
aanwende, zegt M u n t i n g . stuk*
Deeze za l, waarfchynlyk, de Bergruite zyn >nia?,n°s:l‘
waar van C l u s i u s ‘meldt, dat het een laag Berg.
Gewas i s , „ verfcheide Stengen uit den Wor-Ruue‘
„ tel fchietende, in zyn geheel van een zeer
j, zwaaren Reuk en zo fcherp, dat hy het door
„ driedubbelde Handfchoenen aan de Handen
, , dikwils gevoeld hadt, verwekkende hetzelve,
, , wanneer iemand met de Hand, daar hy het
„ mede afgeplukt hadt, flegts zyn Aangezigt
,, w r e e f, daar in op ftaande voet een hevige
„ Ontfteeking , gelyk D i o s c o r i d e s zeer
„ wel gefchreeven heeft»” C a m e r a r i u s
onderfcheidt dezelve , doordien Zy naar de gemeene
Tamme Wynruit, in Stengen, Takken,
Bladen , Bloemen en Kroontjes, wel gelykt ,
doch het L oof veel dunner o f fmaller h e e ft,
maar den Stam, in tegendeel, dikker en Houtig.
De Heer H a l l e r hadt uit Italië en Provence
een zodanige Ruite bekomen, w'elke door G es.
nerus op den Pilatus-Berg in Switzerland gevonden
zou zyn, en die hy aldus befchryft.
„ De Steng is Takkig , twee Voeten hoog:
,, de Bladen zyn blaauWachtig groen , fyner
,, dan in de Gewdone verdeeld, met de uiter-
„ fte Slipjes der Bladen niet rond maar zeer
,, fmal, liniaal: de Bloemen in een korte Aaif,
,, kleiner dan die van de Tuinruite, uit den
D 2 „ gee