5*4 D ü B B E L E R O E H E R I G E H E E S T E R S .
A fdeel. Erkende , met negen Eyronde Blaadjes ,
xiv. een uit gerand Stoppeltje over den Bladjteel,
H oofd- de Haauwtjes hoekig geknobbeld.
Tienman. Dit Gewas groeit in de Zuidelyke deelcn
van Vrankryk, in Spanje en Italië. Het draagt
de agterfte Blaadjes Stoppelachtig, even als de
Gekroonde, maar het blyft flegts een, zeer laag,
hurkend , Heeftertje, dat de Geftalte van den
Gehoornden Lotus heeft. De Stoppeltjes, zegt
G o u a n , zyn zeer klein.
H e h y s a r u m .
D e Kenmerken van dit Geflagt zyn: een over*
dwars als flomp afgefneeden Kiel: de Haauwtjes
uit eenzaadige Leedjes famengefteld.
Het bevat thans meer dan vyftig Soorten ,
waar onder eenigen Heeflerachtig zyn, als.
volgt.
i.
Hedyfarum
Alhagi.
Levant»
fche.
( i ) Hedyfarum met enkelde Lancetvormig
fiom-
Am. Acad. IV. p» 327. Ferrum Bquinutn Gallicum Siliquis,
in fummitate. C. B. Pin, 349. Lotus enneapliyllos. Dalech.
H iß. Jio. Polygalon Cortufi. J. B. Hiß. II. 351. Coronilla
minima. Touenf. Inß. 6s o. Ge r , Prov. so i. Gouan. Monsp,
7 3 ,8 .
C i) Hedyfarum Foliis ftmplicibus lanceofatis obtufis, Gaule
Fiuticofo fpinofo. Syst. Nat, XII, Gen. $87. p. 493. f 't g .
XIII. p. SS9’ Gron. Orient. 228. Genifta-Spartium fpino-
fum Fol. Polygoni. C. B. Pin. 394. Genifta fpinofa Flore
xubro. Wheel. Itin. Aihagi Mauroium Rauwolfti. T ourn,
Csr, J4. & hin, Agul & Aihagi Arabmn. RAUW. hin. 74,
T. 7 4 .
j Ö l A D Ë L P H l A . 5 * 5
jlm fe Slaien,* Steng Heef ter achtig
gedoomd. , , X1V*
ö . hOOFD -
Men vindt in Syrië, zo R a ü w o l f fchryft, stük#
een Plant die Doornachtig is , welke de Ara-
bieren of Mooren Alhagi, Agul en Algulnoe*
men, op welker Loof men, vooral in Perfie,
Manna vergadert , even als in Europa op de
Esfchen. Dezelve is het tegenwoordige Gewas,
dat veel omftreeks Aleppo groeit, meer dan
een EHe hoog. Uit een Houtigen Wortel geeft
deeze Plant veele Stengen , die dun zyn en
flerk gedoomd , met Blaadjes als van bet Varkensgras
hier en daar verfpreid. De Bloemen
zyn een half Duim lang, roodachtig, en zitten
by paaren aan ’t end der Takjes, wordende
gevolgd van gewxichte Haauwtjes, die een
Duim lang zyn.
De Manna, welke dit Gewas, dat men ook Mam»,
op de Griekfcbe Eilanden vindt, in Perfie zo
overvloedig voortbrengt, is die Soort, Terenia-
bin genaamd , waar van ik bevoorens als de
' Vierde Soort van Manna fprak *. In ’t heetfte^* ii.d.
van den Zomer komen ’er op de Blaadjes H o-bl.*6s™ f ’
nigachtige Druppen , die verdikken tot Greintjes
en deeze worden van het Landvolk vergaderd
, om ’er Brooden van te maaken, welken
met veel onzuiverheid en gruis van Bladen ,
Takjes , Doornen , vermengd zyn. Die aan
Greintjes blyft is derhalve de beste. Zy moet
veel flapper zyn dan de Europifche Manna;
aangezien men in de Levant haar Gifte rekent
op