Afdeel*
XI.
HOOFDSTUK.
Etnvij-
V‘&(.
zelve onderzogt heeft, zal ik daar van het zaa-*
kelyke hier plaatzen.
De Thee - Boom is een Heefter , die meer
dan zes Voeten hoog wordt, vcrtoonende zig
als een Boompje, dat op de manier der Elzen
van onderen af Takken uitgeeft, hebbendes
een zwartachtigen, Houcigen, ‘Wortel. De Stam
is met een grysachtige Schors bekleed, doch
de Takken zyn Kaftanje - bruin, en de jonge
Lootjes groenachtig. Het Hout is hard en
Draadig, met weinig Merg, De Bladen, naar
die der Kerfenboomen, welken men Morellen
noemt, volmaakt gelykende als zy volwasfea
zyn , en altyd groen blyvende j, komen, jong
zynde, gelyk menze plukt, misfchien meer met
die van het Paapenhout, uitgenomen de Kleur,
overeen. De Bloemen fpruiten in de Herfst
uit de Oxels der Bladen , van gedaante als de
Wilde of Duin * Roozen , een Duim en meer
breed , wi t , van een Baauwe Reuk, uit zes
holle Blaadjes beftaande, en gevuld met een
.menigte witte Meeldraadjes die geele Topjes
hebben, waar van by ’er tweehonderd en dertig
in eene Bloem geteld hadt. Zy zitten op Steeltjes
van een half Duim lang, en hebben een
klein Kelkje , dat v y f o f zesbladig is. Het
Vrugtbeginzel , binnen de Bloem, wordt een
Vrugt, als gezegd en bekend is . dewyl menze
fomtyds jn de gedroogde Thee vindt. Z y be-
flaan , naamelyk , volkomen zynde , uit drie
paadjes o f Nootjes , tegen elkander aangevoegd*
voegd , waar van de Pitten zeer Olieachtig J jU
zyn , fchielyk rans worden en dan een zeer Xl>
onaangenaamen Smaak verwekken. Hoofd*
De Thee-Bladen hebben, verfch z y n d e ,ST^
jets nadeeligs voor de Herfenen in z i g , als„;<J/ ”w
Duizeling en Bèeving veroirzaakende; welke ei.
genfchap men, door eene rooftering in Pannen
of op Yzeren Plaaten over ’c V u u r , terwylmen
’t Kruid voor J aanbranden geftadig met de
Handen roert, .en dan verder door ’t zelve op
een Tafel o f Mat ftyf te rollen , zo dat eenig
Sap daar uit gedrukt worde; aan ,’t zelve be-
neemt. Hoe langzaamer die rooftering gefchie-
de, en hoe meer dezelve herhaald worde, hoe
beter. Vervolgens droogt men de Thee - Bladen
op nieuw en paktze in. De Japanners zouden
’er geene drinken, die niet een Jaar belegen
zy. Vervolgens is de Thee van haare nadeelige
eigenfchap geheel ontdaan, en wordt zelfs Hart-
fterkende geacht te z y n , inzonderheid bekwaam
om de Geeften op te wekken door haaren aange-
naamen Geu r: want de Bloedzuiverende en
Waterafzettende hoedanigheid, die men ’er ge-
meenlyk aan toefchryft , zal meest afhangen
van het menigvuldige warme Water, waar mede
men de Thee gebruikt. De zelfde nadeelen,
die men daar van onder ’t Menfchelyk Geflag.
te plaats ziet hebben , zyn over den geheelen
Aardkloot gemeen. De beste dingen worden, te
veel o f in tegenftrydige oraltandigheden ge-
Q_ 5 bruikt
U. Dpi,« v. stuk.