
579. Boeddha (Ratnasambhawa). Rond lotuskussen, vierkant voetstuk
en nisvormig achterstuk, waarvan het bovengedeelte is afgebroken.
Uitwas op het hoofd met breeden, eenigszins spitsen knop ;
in het voorhoofd een kuiltje en op den linkerschouder een losse
doek. Hoog 9.3. — Rr. 85. Djokjokarta.
d. Boeddha (Amitabha), zittende op de gewone wijze, met de beide
handen in den schoot op elkaar gelegd, de palmen naar boven en zoo, dat
de toppen der duimen elkaar raken (zie pag. 77).
580. Boeddha (Amitabha). Ovaal lotuskussen, vierkant voet- en
achterstuk, dat van boven den vorm eener hartvormige nis aanneemt.
Op het uitwas van het hoofd een schijfje met langwerpig knopje,
op het voorhoofd het wratje en op den linkerschouder een doek die
naar voren en achter afhangt. De wenkbrauwen zijn door eéne lijn
voorgesteld, en op elke knie ziet men een klein kringetje. De ge-
laatsvorm van dit beeld is eenigszins verschillend van het gewone
Hindoe-Javaansche type, maar ik durf toch niet met Rriederich beweren,
dat het beeldje van vreemden oorsprong is. Hoog 14. 3. — Rr. 77.
581. Id. Lotuskussen, vierkant voetstuk en nisvormig achterstuk
met versierden rand, die van boven in eene punt uitloopt, waaraan
waarschijnlijk vroeger het zonnescherm. Spitse knop op het uitwas
van het hoofd en geen merk op het voorhoofd. Hoog 12 .— Rr. 73.
Djokjokarta.
582. Id. Lotuskussen, vierkant voetstuk en nisvormig achterstuk
met versierden rand en zonnescherm. Onduidelijke knop op het uitwas
van het hoofd en kuiltje in het voorhoofd. Hoog 1 2 .6.
583. Id. Rond lotuskussen zonder voetstuk, achter in het kussen
is nog het gat waarin het achterstuk heeft gestaan; in den hals ziet
men de overblijfselen eener ring als glorie. Knop op het uitwas van
het hoofd onduidelijk, voorhoofdsmerk niet te herkennen. Hoog 10.1.
— Rr. 82. Djokjokarta.
584. Id. Rond lotuskussen, zonder voetstuk of achterstuk; overblijfselen
eener ring als glorie. De knop op bet hoofduitwas onduidelijk
en geen merk op het voorhoofd. Aan den binnenkant van het lotus-,
kussen zijn een paar uitsteeksels, die bewijzen dat het vroeger op ee-
nig ander voorwerp is bevestigd geweest. Hoog 10. 6.—Rr. 75. Kadoe.
584*. Boeddha (Amitabha). Zittende op een driekant lotuskussen.
De ooren bijzonder groot. Het hoofd is bedekt met eene nauw aanliggende
kap, op den top met een drietand versierd (Terg. no. 563
en 572). Geen merk op het voorhoofd. Op den linkerschouder de
naar voren afhangende doek of slip. Hoog 9. - - Dit beeld komt in
karakter weinig met de Hindoe-Javaansche, maar meer met de Sia-
meesche overeen en is wellicht van daar afkomstig. Bij Coleman,
Mythology of the Hindus, komen op plaat 29 twee Boeddha-beelden
van Ceylon voor, die beide een drietand-achtig versiersel op het
hoofd hebben.
e. Boeddha (Amoghasiddha). Zittende op de gewone wijze, met de handen
als bij no. 227; de linkerhand ligt geopend in den schoot, de reehter-
bovenarm gaat dicht bij het lijf naar beneden, de benedenarm is onder een
rechten hoek naar voren gestrekt en de hand wederom onder een rechten
hoek opgeheven, met de palm naar voren, de toppen van voorvinger en
duim tegen elkaar en de andere vingers naar boven; de houding der vingers
van de rechterhand verschilt dus iets van die bij 227 , waar alle vingers
recht naar boven wijzen.
585. Boeddha (Amoghasiddha). Zonder voetstuk of kussen, maar
onder het lichaam is een lange uitstekende kram ter bevestiging in
een zetel. Achter bet hoofd een ring als glorie; het gewone bolvormige
uitwas op het hoofd ontbreekt en direct op de kruin is een
ronde knop, wat grooter dan de afzonderlijke haarkrullen. Geen
merk op het voorhoofd. Het gelaat van eenigszins ongewoon type.
Hoog 8.3. — Rr. 93. Palembang.
586. ld. Ovaal lotuskussen zonder voetstuk of achterstuk; sporen
eener ring als glorie. Op het uitwas van het hoofd geen uitstekende
knop en geen voorhoofsmerk zichtbaar. De rechterhand is afgebroken,
maar de houding van den arm is als bij het vorige beeld. Hoog 10.5.
—Rr. 86. Djokjokarta.