
Typische Oost-Javaansche vorm met dakvormig boveneinde
en voetstuk, uit één steen. Zwart. Andesiet. Beschreven
met oud-Javaansch schrift van oost-Java op de vier zijden en
de heide vlakken bovenop, nl. voorzijde 29, achterzijde 40,
rechter zijvlak 26, linker zijvlak 31; bovenvlakken ieder 9
regels. Zegelmerk. Afkomstig van Simpang (Soerabaja), Tijdschr.
Ind. T. L. en Vk. XII, 585.— Hoog in het midden 161, aan de zijden
116; breed van boven 96, van anderen 73; breedte van de smalle
zijden 33 hoven en 31 beneden; hoogte van het voetstuk 20, breedte
86, en 41. — Staat achterstevoren.
Qaka 9 5 6 (= A. D. 1034). Pragasfci van Qrl maharaja rakai halu gri
lokegwara dharmmawangga Airlanggananta wikramottunggadewa aan de
karaman i Baru, die hem een nacht onderkomen hebben verleend, en hem trouw
zijn gebleven op een hachelijk oogenblik gedurende den oorlog met den vorst
van Mahasin (vgl. Not. XIV. 27). Het zegelmerk is de garudamukha.
De volgorde van de legende is: voorvlak waarvan de regels telkens vervolgd
worden in de 3 onderste regels rechter bovenzijvlak, en het staande
rechter zijvlak; achter vlak waarvan de zes eerste regels beginnen met de
korte zes eerste regels op het rechter bovenzijvlak en vervolgd worden
op het linker bovenzijvlak; en bij de overige regels de overige op het
linker bovenzijvlak, en die van het staande linker zijvlak behooreu.' Beneden
op het voorvlak vindt men nog eenige woorden die met de inscriptie
zelf in geen verband schijnen te staan.
Deze inscriptie is te Soerabaja in ijzeren platen afgegoten.
17. Steentje van den typischen vorm, met spits hoofd. Zwart.
Hoornblende-andesiet. Oud-Javaansch schrift van Midden-Java, aan
twee zijden beschreven (voorzijde 13, achterzijde 16 regels eenig-
zins beschadigd). Afkomstig uit het residentiehuis te Jogjakarta,
Not. X III, 83, 106. — Hoog in het midden 82, aan de zijden 67;
breed van boven 44, van onderen 34; dik 9.
Qaka 828 ( pi A. D. 906). Oorkonde waarbij door Bakryan i wungkal
tihang pu Wirawikraman de wanuai Kandangan en de daarbij behoorende
dukuhan wanua i Hijo, als vrijgebied behoorende bij de parhyangan i Pra-
saja (nader omschreven als patapdn mangasö i lumku) als zoodanig gecontinueerd
worden (pinag'ehhakan parnahnya n gitnd), In facsimile is van deze
inscriptie de eerste helft bekend gemaakt door Dr. A. B. Cohen Stuart
in Tijdschr. Ind. T., L. en Yk. XVIII, 104. Photographisch afgebeeldin
van Kinsbergen’s Oudheden no. 180 en 181.
18. Pajongvormig boveneinde. Yuil bruin. Zeer verweerde andesiet.
Op eenige oud-Javaansch letters van Midden-Java na geheel
onleesbaar. Afkomstig van den Dieng, Not. IX, 64, 79; X, 32.
— Hoog in het midden 70, aan de zijden 66; breed 45; dik 10.
19. Fragment van een steen, waarvan het boveneinde (dat rond
was) verloren is gegaan. Vaal bruin. Fijne bazalt. Op den steen
stonden 11 regels, op dit fragment vindt men 7 l/2 regel, in zeer
onvast schrift van Midden-Javaansch type. Afkomstig uit het residentiehuis
te Jogjakarta, Not., X III, 106. — Hoog 73 en 73 aan
weerszijde; breed 42 en dik 10.
Photographisch in zijn geheel afgebeeld in van Kinsbergen s Oudheden
no. 183.
20. Van boven pajongvormig. Grijs. Zeer verweerde andesiet.
De legenden op een verdiept vlak in een rand, van hoven lofwerk,
en op de zijden rozetten. Ouu-Javaansch schrift van Midden
Java op de voor- en op de achterzijde beiden, 16 regels. Vooral aan
de voorzijde zeer beschadigd. Afkomstig van Këndal. — Hoog in
het midden 116, aan de zijden 105; breed 49; dik vanboven 12,
van onderen 11.
Qaka 783 (s=:A. D. 861). Pragasti. Noch de naam van den schenker,
noch die van den begiftigde, die een sawah in vrijdom erlangt, is meer te
herkennen.
21. Fragment van een zeer grooten steen (boveneinde), met
rond hoofd, en gewelfde vlakken. Grijs. Andesiet-breccie. Zeer
beschadigd. Beschreven op vier zijden met oostelijk oud-J avaansch
schrift. Op de voorzijde, doch hier en daar onleesbaar, 15 regels,
op de achterzijde dito 13 en één regel halve letters; op het linker
zijvlak slechts 3 regels leesbaar, en op het rechter dito slechts 2