
546. Koewera. Ovaal'lotuskussen, zonder voetstuk of glorie. De
rechterhand als boven op de k n ie , maar zeer onduidelijk , in
de linkerhand de zak. De rechtervoet zoo het schijnt rustend op
een omgevallen pot en nog twee potten aan weerskanten tegen het
kussen. Alles zeer afgesleten en in bijzonderheden onduidelijk. Hoog
4.5.
547. Id. Ovaal kussen, dat op een groot vierkant voetstuk
ligt; achter in het kussen is een gat, waarin vroeger het achterstuk
moet gestaan hebben. Beide beenen hangen naar beneden en rusten
op een ovaal kussen, dat op een vooruitstekend stuk van het voetstuk
ligt. Yoor tegen het voetstuk staan twee vazen met dubbele
afhangende lussen en aan de hoeken twee overeind zittende leeuwtjes.
Het beeld draagt in het algemeen de gewone versierselen
zonder oepawita, buiten het gewone halsnoer nog drie andere
soortgelijke ketens die tot den buik afhangen, en behalve de twee
gewone haarvlechten op den schouder, hangt een derde als staart
op den rug neer. Het benedendeel des lichaams is bekleed met eene
korte broek, de rechterhand houdt een langwerpigen knop en de
linker een zak met afhangende lus, die door groote schijven gevormd
wordt. Hoog 17.6.- - P r . 33. Ampel (Soerakarta).
548. Id. Zittende op de gewone wijze met beide beenen op
het ronde lotuskussen, zonder voetstuk of achterstuk. In de rechterhand
een onduidelijk voorwerp, in de linker een zak, waarvan de
lus over de hand heen ligt. Hoog 5 .6 .— Fr. 38. Kadoe.
549. Id. Zonder voetstuk, maar onder het lichaam twee uitsteeksels,
waarmede het beeld oorspronkelijk in het voetstuk is bevestigd
geweest; onder het rechter been geen pot of lotus. Yer^iering schijnbaar
gewoon, maar onduidelijk; in de rechterhand eene vrucht
(knop); in de linker, die niet op de knie rust, maar eenigszins naar
achter is gebracht, een zak die achter het lichaam ligt. Hoogte
van af het zitvlak 9.5 — Tanah Batoe. Battaklanden.
550. Id. Gelijk aan het vorige. Gewone maar zeer rijke versiering;
uitpuilende oogen\ voetstuk en achterstuk ontbreken. De
rechterhand geopend op de knie met eene peervormige vrucht er
in; in de linker een zak, die op de knie rust, met versierd snoer
en opening als slangenkop. Zilver. Hoog 5.4. -—Notulen 1878
p. 36 g. — Desa Pesindon, distr. Kalialang, afd. Ledok (Bagelen).
551. Koewera. Rond lotuskussen, zonder voetstuk; achter in het
kussen een gat', waarin de glorie heeft gestaan. Gewone versiering
zonder oepawita; de rechtervoet hangt naar beneden en
rust op een omgekeerde kom of een knop, die uit het voetstuk ontspringt.
De rechterhand op de knie met onduidelijk voorwerp er
in, de linker houdt een korten zak die op de knie staat. Hoog 9.3.
551'". Id. Zittende op een ovaal kussen, dat op een rond
lotuskussen ligt; om den bovenkant van het lotuskussen eene rij
potten als boven. De zak heeft den gewonen diervorm. In den
hals sporen eener ringvormige glorie. Hoog 18.6. -— Not. 1879
pag. 2. Djokjakarta.
552. Id. Rond lotuskussen, zonder voetstuk of achterstuk.
Schijnbaar gewone versierselen, maar broek in plaats van kleedje»
alles echter zeer afgesleten en onduidelijk. Het linkerbeen als boven
op het kussen, het rechterbeen ai hangend en bij den voet afgebroken.
Vier armen; de achterhanden afgebroken; de rechtervoorband op de
knie, maar het voorwerp er in niet meer te herkennen; in de linkerhand
een zak, waarvan de mond op een slangenkop gelijkt.
Hoog 9.1.
552®. ld. (onduidelijk en daarom onzeker). Lotusküssen,
met vierkant voetstuk, achterstuk, glorie en zonnescherm. Zittende
als het vorige nummer. De rechterhand op de knie, schijnbaar ledig;
de linker op de dij schijnt een buidel vast te houden. Het
beeld is van brons met goudblad bekleed, het overige van zilver.
Ploog 8.5. — Not. 1881 pag. 97 no. 25. Desa Moeteran, afd-
Modjokerto (Soerabaja).
552*. JakshÏ of Tjarwi, de vrouw van Koewera en als zoo
11.