
eene korte holle verlenging, waarin de steel is gestoken geweest.
Lengte van het lemmet van 20—56. — De nummers 1642 en 43
zijn afkomstig uit de desa Menoengal, distr. Goenong Kendang
(Soerahaja), zie Notulen 1872 pag. 117 <7; de nummers 1644“,
1647 “ en 1 uit de onderafd. Boemiajoe (Tagal), zieNot. 1886 pag 3.
1648. Drietand; de middelste punt aanmerkelijk korter dan de
buitenpunten, met lange pen ter bevestiging in een steel. Lang,
zonder deze p en , 24.
1648“. Yzeren schijf, middellijn 9.2 en dik 3.8, in het midden
een vierkant handvat; hoog 8.5. Bestemming zelfs niet te gissen.
__Not. 1882 pag. 109. Desa Kedoengsoewoei, distr. Bawapoeloe
I , afd. Siddhoardjo (Soerabaja).
1649__1652. Diverse voorwerpen van geheel onbekende bestemming,
alle zeer beschadigd. — No. 1650 is afkomstig van het
Diëng-plateau en no. 1651 uit Trogong, afd. Bandong (Preanger).
1653—55. Staatsiewapens ? Groote platte bijlen van koper
in zeer eigenaardigen vorm en met een steel, die eveneens plat is,
over de geheele oppervlakte versierd met verschillende randen en figuren
(waaronder fantastisch menschelijke), die met Polynesische
(Nieuw-Zeelandsche) ornamentatie overeenkomen. Deze voorwerpen,
die geen Hindoe-werk zijn, kunnen onmogelijk als wapenen hebben
gediend, maar werden misschien als staatsiewapenen achter den vorst
aangedragen. Lengte 77.— Not. 1875 pag. 44 en 64. Landoe,
noordelijkst gedeelte van het eiland Botti.
1656. Id. fragment van het achterstuk van zulk een bijl.—
Gevonden met de drie vorige nummers.
1656“. Schild van brons, rond en van voren gewelfd, middellijn
41. Aan den voorkant rondom een rand van zware, rechthoekig
gebroken lijnen en in het midden een vooruitspringende bloemknop,
die uit eene versiering van bladeren ontspringt. Tusschen
rand en knop vier medaillons, middellijn 9.6, twee aan twee aan
elkaar gelijk en geheel overeenkomende met de voor- en keerzijde
van de zoogenaamde tempelmedaille no. 54 (zie Catalogus der
numismatische verzameling pag. 35). Twee dezer medaillons vertoo-
nen in zwak relief elk twee personen, geteekend in den stijl der
wajang-figuren en in staande houding naar elkaar toe gekeerd; tusschen
die beide ziet men verschillende symbolen, waarvan kénbaar
zijn een rad, een schelp, een voorwerp in den vorm van een zand-
looper (handtrom?) en een wierookvat, verder komen ook nog
eenige onleesbare teekens, vermoedelijk letters, van onder en rechts
er op voor. De twee andere medaillons geven elk twee personen,
achter elkaar staandè en gekeerd naar een pot met vlammen en een
tak er in , waarboven eén kring (de zon?); aan den anderen kant
van die pot loopt eene koe. Wat de beteekenis dezer medaillons
wezen mag, is nog geheel onbekend. — Collectie Scheepmaker.
XX. VAATWEBK. *
1657—59. Potten (dandang), groot en diep, van dun metaal,
met bijna platten bodem en een weinig naar buiten omgebogen bovenrand,
hoog van 27.2 tot 26.6, middellijn aan den bovenrand
van 44.5 tot 34.— Not. 1873 pag. 74 e. Desa Dajoe, distr. Pan-
daan (Pasoeroean).
1660—63. ld. vier stuks, naar boven iets enger toeloopend en
met breeden bovenrand. Hoog van 40 tot 38, middellijn aan den
bovenrand 26 tot 24.— No. 1661 is gevonden met de nos. 1657-59.
1664—1666. Id. drie stuks , naar boven aanmerkelijk enger toeloopend
en met breeden rand als boven. Hoog 2 9 ,2 8 en 31, middellijn
aan den bovenrand 32, 31 en 34.
1667. Id. als voren, wat lager en zeer beschadigd.— Gevonden
met no. 1661.
1668. Id. 2 stuks, in den trant der vorige, met geheel platten
bodem en boven en onder eenigszins breeder uitloopende, hoog 22
en 20, grootste middellijn 17.5,
1669. Id. van aanmerkelijk dikker metaal, met bijna platten
- 21.