
werpig vierkant vak. Middellijn 68, hoogte 49. — Not. 1869
pag. 22. Soerabaja (*).
883. Vierkante steen met bewerkte en als met pilasters
versierde zijden. Van boven en van onder onbewerkt. In het
midden een groot en diep rond gat, als bij eene joni; Doel geheel
onbekend; misschien is het wel een voetstuk van een beeld
geweest, maar daartegen verzet zich het geheel onbewerkte en zeer
ongelijke bovenvlak. Vierkant 67, hoogte 44. — Madioen.
384. Voetstuk van een beeld (?). Vierkante steen met inspringende
zijden; aan drie kanten in basreliëf een dier tusschen arabesken,
gelijk op de basreliëfs van Panataran; aan de voorzijde, op
eene uitstekende steenplaat, de bekende vogel-vrouwenfiguur, waaraan
het hoofd ontbreekt. De steen is van boven wederom geheel onbewerkt
en loopt naar voren geleidelijk omhoog; in het bovenvlak
is een conisch gat van 24 middellijn en 21 diepte. Vierkant
45 , hoog 34. — Collectie Scheepmaker.
385. Id. (?), geheel in den vorm eener joni zonder tuit. Vierkant
52, hoog 43. Van boven een gat van 18 in het vierkant
en 17 diep. — Collectie Scheepmaker.
386. Id. (?), vierkant en naar boven toe breeder toeloopende;
versierd met in- en uitspringende randen. Van onder in het vierkant
34, van boven 51, hoog 36. Van boven een vierkant gat,
dat naar beneden rond toeloopt. — Collectie Scheepmaker.
387. Id. (?)■ als voren. Onder 45 en boven 61 in het vierkant,
hoog 30. Van boven een vierkant gat, dat lager rond wordt en
den geheelen steen doorboort. — Collectie Scheepmaker.
O) Drie regels reliefletters in een rand. Er staat kitrinirahwrip Jianeng kabuyutan
barabang . . k jk (U il. Duidelijk is de zin niet. Haneng kabuyutan bar abang beteekent
»in de kabuyutan (kluizenarij in een ruimen zin van i e t woord) Barabang” . Kakalih is
»de twee”; door de onduidelijkheid van wat daaraan onmiddelijk voorafgaat, is de bedoeling
echter onzeker. Kitrinirahurip staat wellicht voor kitiningahurip, doch ook
xoo blijft de zin duister. pj
388. Voetstuk (?) als voren. Van onder 33 en boven 59 in het
vierkant, hoog 35.— Collectie Scheepmaker.
388“. Id. Vierkante steenplaat en daarop een rond lotuskussen,
waarop een los beeld moet gestaan hebben. Hoog 27. — Collectie
Scheepmaker.
389. Rijstblok. Rond, van onder 37 en boven 66 in middellijn ,
hoog 33. In het midden een conisch gat, 22 in middellijn en 24
diep. Tegen den kant en creux een jaartal in onduidelijke cijfers. (1)—
Collectie Scheepmaker.
390. Tempajan, hoog 61, grootste middellijn 71, ronde opening
van 27. Tegen den buitenkant eene tweeregelige inscriptie. (2)—
Collectie Scheepmaker.
391. ld ; hoog 47, grootsté middellijn 56, opening 20. Om
de opening een rand van lotusbladeren. Tegen den buitenkant het
jaartal 1070 = A. D. 1148. — Collectie Scheepmaker.
392. Badkuip van ovalen vorm, lang 178, breed 87, hoog 69.
Aan het eene einde beneden een gat voor het afloopen van het
water. — Collectie Scheepmaker.
XIV. BASRELIEES EN ANDERE BOUWKUNSTIGE
OVERBLIJESELEN.
393. Basreliëf, voorstellende eene groep van drie figuren. In
het midden zit een man met zeer ontwikkelde genitalia, lange oorhangers,
halssnoer en plat hoofddeksel (of hoofdhaar) met een
hoogen knop in het midden. De handen voor het lijf en de ellebogen
naar weerskanten uitstekend. Aan eiken kant zit eene vrouwelijke
figuur, versierd met armbanden, gordel èn gewoon kleedje; de linker
figuur heeft haar arm door dien van den man geslagen, de rechter
( 1) De figuren op de buitenzijde ingegrift zijn wellicht verwrongen cijfers, 1241 of
1251 C?). B.
( 1) De legende in reliefletters luidt: cakakala 1082 grawana ekadagi, d. i. de 11e
van de maand Qrawapa van bet (,'akajaar 1082. B.