
874. Urn. Vierkante bak op een boog rond lotuskussen. De
bak is verdeeld in negen vierkante vakken; de wanden van het
middelste vak steken ongeveer 4 centimeters boven de andere uit. —
Gevonden in de ruïne Djelok Toendo op den berg Penanggoengang
(Soerabaja) en beschreven en afgebeeld in de reis over Java, Ma-
dura en Bali van Dr. W. B. van Hoëvell, Ile deel, pag. 1 1 2 .
Toen deze bak gevonden werd, had hij een deksel van pirami-
dalen vorm; in het middenvak stond een gouden doosje (no. 783)
en in de andere vakken lagen de verdere voorwerpen onder het
evenvermelde nummer beschreven. In alle vakken was asch met
stukken van verbrande beenderen, waarschijnlijk overblijfselen eener
lijkverbranding. Ik durf niet zeggen wat de verdeeling der urn in
9 vakken beteekent, waar merk alleen op, dat men ook in Nepal
de plaatsen in de tjaitya’s, bestemd om reliquiën, lijkasch enz. op
te nemen, vaak in 9 vierkante vakken verdeelt. Zie Journal of the
Bombay Branch of the Boy al Asiatic Society, vol XV pag. 295 en
Ü ld field I I pag. 2 1 0 .— Not. 1869 pag. 22.
375. Id. Bond steenen doosje met deksel. Middellijn 17; hoogte
12.5. — Not. 1870 pag. 66. Troloyo, afd. Modjokerto (Soerabaja).
376. Id. Als voren, met eene lotusbloem op het deksel. Middellijn
12.5. hoog 16. — Collectie Scheepmaker.
377. Id. Vierkante doos met schuin oploopend deksel, beide
met randen en bloemwerk versierd. In liet midden van het deksel
is een gat, waarin misschien eene knop heeft gezeten. Vierkant
27, hoog 29. Toen deze urn werd opgegraven, bevonden zich
daarin de voorwerpen, beschreven onder no. 780, 786 en 793.—
Not. I. p. 206. Desa Poetjong, distr. Ngantang, regentschap Ma-
lang (Pasoeroean).
378. Id. Als voren. Alleen versierd met in- en uitspringende
lijsten. Vierkant 13.5, hoog 20. — Collectie Scheepmaker.
379. Id. Vierkant met deksel en zonder eenige versiering. Is
gevonden inhoudende aarden schoteltjes, munten en onbeschreven metalen
plaatjes. Vierkant 19, hoogte 27. — Not. 1866 pag. 242
en 248. Desa Kemassen, afd. Ambarawa (Samarang).
379“. Id Afkomstig uit den put in den Qiwa-tempel van Pram-
banan; het is een vierkante bak met een deksel, dat den vorm
eener afgeknotte piramide heeft; 39 in het vierkant en 55 hoog
met inbegrip van het deksel. Toen deze urn gevonden werd, was
de inhoud als volgt:
a. fragmenten van dun koperblad, voor een deel door strepen van
lichte verf (?) in vierkanten van 2 U cM. verdeeld en met eene
meestal onleesbare letter in de meeste dier vierkanten; vermoedelijk
overblijfselen van bladkoper, waarin de lijkasch gevouwen was;
i . asch gemengd met aarde; volgens Dr. Cretier een product van
niet geheel volkomen lijkverbranding;
c. 32 gewone zilveren Hindoe-munten van verschillende grootte;
d. de voorwerpen beschreven onder no' 783 a.
—Not 1886 pag. 1 0 1 .
380. Urn. Bonde doos die naar boven toe kleiner wordt; het
lichaam der doos is met vier golvende en uitstekende randen versierd;
het deksel, dat zeer slecht op de doos past, wordt gevormd
door drie rijen bladeren, die naar boven toe telkens in grootte en
middellijn afnemen. Middellijn van den onderrand 17.3, hoogte
17.7.
380“. Id. Bonde aarden pot met wijden buik, gevonden in den
put van den Wishnoe-tempel van Prambanan, inhoudende de voorwerpen
beschreven onder no. 783“. — Not. 1886 pag. 101.
/. Diverse voorwerpen.
381. Onbekend voorwerp. In den vorm van een rond deksel
met een langen knop of steel, vermoedelij k een deel van een gebouw.
Middellijn 55, hoog 3 7 .— Not. 1863 pag. 220. Mendoet (Kadoe).
382. Cilinder, hol als een ton zonder bodem, misschien de rand
van een put. Aan eenen kant eene inscriptie in relief op een lang