
653. Onbekend beeld. Staande met een uitsteeksel onder de
voeten ter bevestiging in een voetstuk. Gewone versiering, maar
onduidelijk. De rechterhand hangt naar beneden, de linker is
opgeheven en beide beschadigd. Zilver. Hoog 8.3. — Not 1874 p.
86. no. 12. Desa Poeger Wétan, distr. Poeger. reg. Bondowosso
(Bezoeki),
654. ld. Staande met een dubbel uitsteeksel onder de voeten
ter bevestiging in een voetstuk. Hoog, konisch hoofdtooisel (of
hoed); kort kleedje met eenvoudigen sjerp en verder geene versierselen.
Twee armen; beide handen zijn naar de borst toe gebogen.
Zilver. Hoog 7. 2. — Not 1874 p. 86. Desa Poeger Wétan als
boven.
655. ld. Staande, de voeten afgebroken; achter het hoofd een
ring als glorie. In het hoofdtooisel eene nis. De rechterhand eenigs-
zins naar voren gebracht en geopend met de vingers omlaag, de
linkerhand een weinig opgeheven. Zilver. Hoog 6.9. — Not 1874
p. 86. Desa Poeger Wétan, als boven.
656. ld. Zittende op eene ovale versierde plaat, gedragen door
zeven leeuwtjes, die in een kring op een lotuskussen zitten; dit
laatste is gelegen op een vierkant voetstuk met opengewerkte zijden.
Gewone versierselen; hoog hoofdtooisel met spitsen knop er op, veel
overeenkomende met het CJiwa-beeld no. 507; kringetje op het voorhoofd
en beide handen half geopend voor het lichaam. Achter in
de plaat die tot zetel dient is eene opening voor het achterstuk. (1)
Hoog 17.2. — Pr. 14. Kadoe.
( 3) p i t tamelijk groote b ronzen beeldje h ee ft, zooals men u it de b eschrijving ziet,
een v ie rk a n t p la t als voetstuk. Op d a t p la t lig t een k u ssen waarop m e t d en m u il steeds
b u itenw a a rts g ekeerd een aa n ta l sin g h a ’s gezeten zijn die m e t h u n kop een ovaal s c h ra gen
, waarop h e t eigenlijke beeldje.
Op de p u n tig e g ed e elten v an genoemd v ie rk a n t p la t, die door den padmasana n ie t
b ed e k t zijn, v oorts ook op de gedeelten v an h e t ovaal voor zoover d it onbedekt is gebleven,
n l. aan den a c h te rk a n t terwee rsz ijde a c h te r de b eide dijen, zoomede aan de voorzijde
vó ó r d e beide ie ts n a a r a c h te re n in g e tro k k en onderbeenen, staan of stonden h eilige
syllaben in o u d -N ê g a ri-s c h rift (over welk s c h rift m e n vergelijke T ijd sch rift. In d .
T. L . en V k ., X X X I, 240, en v an d e z en catalogus de no’s. 63, 554, 640, en 785;— d a a r d it
1 fcx
657. Onbekend beeld. Zittende op een langwerpig lotuskussen,
met vierkant voetstuk, nis vormig achterstuk en zonnescherm. Gewone
versiering en beide handen half gesloten voor het lichaam,
de rechter bovèn de linker. Hoog 13.8. — Pr. 28. Djokjokarta.
65l a. Id. Zittende op een rond lotuskussen met de handen in
den schoot even als Amitabha; gewone versiering zonder oepa-
wïta; achterstuk, waarop aan den achterkant eene inscriptie ( 1) in
oud-Javaansch; het zonnescherm is afgebroken. Het beeld is van
goud en het overige v^n zilver. Hoog 6.4.— Not. 1886 pag. 36.
Desa Koenti, onderdistr. Sampoeng, afd. Ponorogo (Madioen).
658. Id. Zittende op een ovaal lotuskussen, met opening voor
het thans ontbrekende achterstuk. Geene oepawita of armbanden;
verder gewone versiering, maar onduidelijk. De rechterhand in de
zijde; de linkerhand rust op het/kussen naast het lijf. Hoog 10.3.
659. Id. Zittende op een ovaal lotuskussen zonder' achterstuk
of glorie. Gewone versiering. De linkerhand in den schoot, de rechter
naar voren gebracht en met de vingers omlaag naar voren
geopend. Hoog 1 0 .— Pr. 8. Kadoe.
beeldje mij nog niet bekend was, kon bet bij de opgave in Tijdscbr. t. a. p. niet mede
worden opgesomd). Niet te zien of niet meer te zien zijn die syllaben op bét vrije
gedeelte van bet ovaal acbter de linkerdij, en op den rechter acbterboek van bet
plat dat den padmasaan draagt. Aan den voorkant tusscben de beide onderbeenen
leest men um srdm (of mrdm). Daar ik niet weet welke lettergreep bier de ver-
eiscbte is, kan ik niet beslissen wat er staat; boe zeer sa en ma in deze schriftsoort
bij eenige onnauwkeurigheid der lijnen elkander gelijken is bekend. Achter de rechterdij staat
Kram, met een n zoo ouderwetsch van vorm dat ik ter vergelijking verwijs naar de
vormen van deze letter in bet Acolca-, Gave-, Sak-, Gupta- en Wallabhl-schrift, zooals men die
vinden kan in P r i n s e p , Indian Antiquities, II (plaat bij bh- 52); voor den jongeren vorm
vergelijke men B u r s e l l , South. Indian Palaeography, (plate XXII). Op de drie onbedekte
driehoekige punten van het vierkante plat ten slotte leest men am phrak, welke lettergrepen
ook wel op de vierde punt zullen te vinden zijn geweest. Over heilige syllaben
in het algemeen vindt men beneden bij no. 783« enkele opmerkingen, waarheen ik hier meen
te mogen verwijzen.
( ‘ ) Zie noot bij no. 792.
13.