
97. Qiwa als KAla. Een zeer geschonden beeld in actieve houding.
Groote glorie door liet hoofdhaar gevormd; oorringen zoo het schijnt
van verschillenden vorm; als Weeding eenvoudige bedekking der
schaamte en een bieede versierde band over de knieën; andere versieringen
wegens onduidelijkheid niet te herkennen. De rechterhand
steunt op de knots, de linker schijnt den hand, die over de knieën
gaat, vast te houden. Hoog 4 1 .— Not. 1864 pag. 230. Rawapoeloe
(Soerabaja).
98. ld. Zeer sterk afgesleten en slecht bewerkt beeld; van de versieringen
zijn alleen nog de bovenarm- en polsringen te herkennen;
het kleedje schijnt aan den rechterkant opgetrokken te zijn en aan
den linkerkant tot over de knie neer te hangen. Zwaar haar achter
het hoofd als glorie; de rechterhand rust op eene knots, de linker
houdt een plooi van het kleed vast. Hoog 69. — Bima.
99. Id. In dit beeld zijn geene sporen der Hindoe-kunst meer
te ontdekken, en het schijnt een nabootsing door een primitieven
Polynesischen kunstenaar te zijn ; de vormen zijn zeer ruw en onduidelijk,
van de versieringen zijn alleen de enkelbanden te herkennen.
Zwaar hoofdhaar naar achter verzameld; de rechterhand rust op de
knots, de linkerhand op de heup. Hoog 83.
100. Id. Zwaarlijvige gestalte in rustige houding; om het voorhoofd
een diadeem en het zware haar achter het hoofd in eene massa ver-
eenigd, die echter niet den vorm eenër glorie heeft. Uitpuilende
oogen en groote slagtanden. Gewone versiering zonder oepawita;
het kleedje om de beenen gespannen en bovendien een geplooide
doek, die tusschen de beenen naar beneden hangt. In de rechterhand
een kort, gebogen zwaard, gelijk aan dat van no. 75 en op
dezelfde wijze gehouden; de linkerhand hangt ledig naast het lig-
chaam neer. Aan weerskanten op het voetsuk staan kleine vazen;
uit die aan den rechterkant verheffen zich bloemen, hoven de link-
sche kan men eerder meenen opgestapelde offeranden te zien. Dit
beeld is, als van eenigzins ander type, aan het einde der reeks
geplaatst, maar misschien zou het heter zijn het onmiddelijk achter
n°. 75 te doen volgen, waarmede men het in veel opzichten vergelijken
kan. Hoog 55.
101. Qiwa als Kala. Zwaarlijvige gestalte, staande op een rond
lotuskussen, zonder achterstuk of glorie. Zwaar hoofdhaar in groote
krullen op en achter het hoofd. In de rechterhand een kort gebogen mes,
dat even als bij het vorige nummer op den schouder rust; de linkerhand
ligt onder de linkerborst tegen het lijf. Het beeld is zeer
afgesleten en onduidelijk. Hoog 84. — Collectie Scheepmaker.
101“. Id. In houding geheel gelijk aan het vorige nummer,
alleen hangt de linkerhand naast het lichaam neer en houdt een niet
te bepalen voorwerp. Geen lotuskussen, maar eenvoudige steenplaat
met vierkant achterstuk zonder glorie. Geen oepawita; kort kleedje
dat slechts tot boven de knieën reikt en van voren met een punt
neerhangt. Hoog 90.— Not. 1885 pag. 170 en 1886 pag. 13. Ge-
dong-songo, Oengaran gebergte.
102. Id.(P) Losse kop versierd met diadeem en hoog hoofdtooisel;
om het laatste loopen twee banden, die elk uit twee
slangen bestaan, in de ooren insgelijks slangen.- Uitpuilende oogen,
verhevenheid aan den neuswortel met ronde knobbel-er boven, open
mond met slagtanden, zwaar hoofdhaar dat naar achter afhangt.
Hoog 41.— Not. 1864 pag. 178. Pertibi (Tapanoeli).
103 ld. Kop met gelaat en hoofdhaar als het vorige nummer.
Diadeem en hoog hoofdtooisel, het laatste met gewone .banden versierd;,
de versierselen der ooren niet te herkennen. Hoog 48.— Not.
1864 pag. 178. Pertibi (Tapanoeli).
V. ARDHANARI.
Ardhanari — //hali-vrouw”, of Ardlianan^a — //de heer die half vrouw
is”, naam der vereeniging in één lichaam van Qiwa met Parwati, zijne
vrouwelijke helft of Qakti. De mannelijke helft bevindt zich aan den rechter,
de vrouwelijke aan den linkér-kant.