
verrijzen vier d ergelijke versiersels, waarvan échter twee zijn
weggebroken. Hoog 18.5.
S18 en 819. Wierookbranders. Ronde steel en geene versiering.
Hoog 14.5 en 14.6.
820. Id. Het lichaam van het voorwerp is door eene fraaie
versiering verdeeld in vier boogvormige vakken, in elk waarvan
een puntig (driepuntig?) bloemornament staat. Hoog 9.7 — Notulen
1877 pag. 2 d. Kediri.
821. Id. Praai versierd, het handvat wordt door eene slang
gevormd. Hoog 9.2.
822. Id. Als voren, met gewoon rond handvat. Hoog 9 .7 .—
Notulen 1882 pag. 61. Desa Kebonsari, distr. Gemping, afd. Ba-
ngil (Pasoeroean).
823—825. ld. Eenvoudi ger vorm en zonder versiering. Hoog
11.5, 11.6 en 8.1 . — De twee eerste nummers gevonden met no. 822.
826. ld. P 'raai versierd, aan den onderrand van het voetstuk
zijn naar beneden uitstekende versierselen, waaruit blijkt, dat dit
vermoedelijk nog’ op iets anders bevestigd is geweest. Hoog 6.5.—
Gevonden met no. 822.
827. Id. De steel wordt door een gebogen cilinder gesteund.
Hoog 14.2.—- Gevonden met no. 822.
828. Id. Met een langen metalen steel, waarvan het uiteinde
naar beneden gebogen is, zoodat het den grond raakt. Hoog 10.—
Gevonden met no. 822.
829. Id, Alleen het voetstuk met een steel als voren. — Gevonden
met no. 822.
829“. Handvat. Wellicht eveneens van een wierookhrander, in
den vorm eener fraai versierde naga. — Not. 1883 p. 115. Desa
Legok, afd. Tasik Melaja (Preanger).
e. Drievoeten. Met en zonder daarop passende potten, vermoedelijk
eveneens gebruikt bij den eeredienst, omdat ze meestal met daartoe dienend
gereedschap zijn gevonden en bovendien voor huiselijk gebruik te fraai en
te weinig soliede zijn; tot welk doeleinde ze overigens gediend hebben,
kan niet worden aangegeven.
830. Drievoet. Bestaande uit een ring van 27 middellijn (buitenkants),
met drie ronde naar buiten gebogen pooten, hoog 24.
Op den drievoet staat een platronde, wijdbuikige pot met rond
ondervlak,, van dun geslagen koper en met een los deksel, fraai met
bloemwerk gedreven en aan den bovenkant voorzien van een keten
met grooten haak ter ophanging. Op zij van de pot is eene hartvormige
ongepolijste plek, waarop een tuit of oor moet bevestigd
geweest zijn. Hoog 23. — Notulen 1881 pag. 114. Desa Sonorari,
distr. Senggoroh, afd. Malang (Pasoeroean).
831. Pot. Als onder het vorige nummer beschreven, plat-
rond, wijdbuikig en met ronde ondervlakte, aan weerskanten een
oogje, dat op den pot bevestigd is door middel eener versierde ruitvormige
plaat; het deksel is fraai uitgeslagen, hoog oploopend met
vele spitse punten en door middel van een kettingje aan een der
voornoemde oogjes verbonden. Hoog 19, middellijn van den buik 20.5.
832. Drievoet. De naar buiten gebogen pooten eindigen in
vogelklauwen; middellijn 9.5, hoog 8.
Daarop een potje, overeenkomende met no. 807, maar aanmerkelijk
kleiner en met een eenvoudige korte, ronde tuit in den rand.
Het potje past op den drievoet en is daarmede gevonden, of het er
bij hoort is waarschijnlijk, maar niet zeker. — Gevonden met no. 830.
833. Id. Iets kleiner, maar overigens ongeveer gelijk aan het
vorige nummer. Op den drievoet, met hetzelfde voorbehoud als boven ,
een potje van grijs verglaasd aardewerk met wijden b u ik , smallen
voet en enge opening. — Gevonden met no. 830.
834. Id. Middellijn 5 , hoog 4.5 , met een klein bronzen schoteltje
er op.— Gevonden met no. 830.