
686. Glorie van achter het hoofd van een beeld; ovaal en met
korten steel ter bevestiging. Goud. Hoog 5.8.
687. Glorie van achter het lichaam van een beeld; boog van
zilverblad. Hoog 17. — Notulen 1878 pag. 36 g. Desa Pesindon,
distr. Kalialang, afd. Ledok (Bagelen).
TTTT POLYNESISCHE BEELDEN.
Terwijl bij de voorwerpen in steen de Polynesische beelden eerst eene
plaats hebben gevonden, nadat alle .voortbrengselen der Hindoe-Javaansche
kunst waren afgehandeld, wordt het beter geacht ze hier dadelijk aan de
rij der godenbeelden te doen aansluiten, omdat ze, hoewel onmiskenbaar
van de Hindoe-kunst verschillend, vaak daarvan toch niet zoo scherp
gescheiden zijn als bij de steenen beelden het geval is; ze schijnen voor
het meerendeel voortbrengselen te zijn van streken, waar de Hindoe-invloed
zich weinig heeft doen gelden, of van tijden, waarin de tradities der Hindoe
kunst geheel of gedeeltelijk verloren waren gegaan; zoodoende worden
bij vele nog sporen dier ontwikkelder kunst, hoe gering dan ook, waargenomen.
De vormen zijn steeds slecht, dikwijls wanstaltig: de armen
en beenen gewoonlijk te dun en te lang, ook de andere deelen van
lichaam niet met elkaar in verhouding.
Voor een deel moet het bovenstaande verklaard worden door de omstandigheid,
dat vele beelden dezer groep vermoedelijk nagemaakte oudheden
zijn, waarmede slimme inlanders op de lichtgeloovigheid hebben
gespeculeerd van Europeesche oudheidminnaars, wier belangstelling
grooter was dan hunne kennis van de zaak. In hèt algemeen ben ik geneigd
al de voorstellingen voor namaak te houden, welker versiering en
attributen met opgelegd koper- en ijzerdraad zijn aangebracht, met name
de nummers 697-708.
Deze komen namelijk in karakter zeer veel overeen met eene reeks vau
andere, onderling bijna geheel gelijke beeldjes, die ik in de verzameling
aangetroffen, maar sedert daaruit verwijderd en tot leering afzonderlijk
geplaatst heb. Bij twee daarvan is de naiveteit van den namaker zoover
gegaan, dat hij op den rug met koperdraad in Europeesche cijfers het
jaartal 1851 heeft aangegeven.
Terwijl deze, bij welke zekerheid bestaat, natuurlijk niet in de verzameling
konden worden gehouden, heb ik bij de andere, waar slechts
het vermoeden van valschheid, zij het ook zeer gegrond, aanwezig is, gemeend
mij tot eene waarschuwing te moeten bepalen.
688. Polynesisch, beeld. Met eenigszins gebogen knieën staande
op eene vierkante plaat; versiering en kleedmg blijkbaar slechte
nabootsing van een Hindoe-beeld; vier armen, waarvan de rech-
terachterhand afgebroken; in de linker voorhand twee groote ringen,
de andere handen onduidelijk. Hoog 11.8.
689. ld- Met eenigszins gebogen knieën staande op een langwerpig
kussen. Wederom slechte nabootsing van een Hindoe-beeld.
Twee armen; in de rechterhand een onduidelijk voorwerp, in de
linker twee groote ringen. Hoog 13.4.
690. Id. Staande op een dunne plaat als voetstuk mét eene smalle
dunne plaat als achterstuk, die van boven, gelijk met den bovenkant
van het hoofd, is afgebroken; krulhaar, lange oorlellen en
korte broek, zonder andere versiering; de rechterhand voor de borst,
de linker is afgebroken. Hoog 11.1.
691. Id. Zittende op een langwerpig vierkant voetstuk, met
o-olfvormig uitgesneden voorrand en eene nisvormige plaat als achterstuk.
Halssnoer, pols en enkelbanden. Geene kleeding; de gemtalia
duidelijk aangegeven. Beide handen voor het lichaam in elkaar gelegd,
de rechter in de linker en naar boven geopend, bijna als bij
Amitabha. Hoog 10.7.
692. Id. Staande op breede platte voeten; geene kleeding
of versiering dan misschien een paar banden aan het hoofd. Duidelijke
genitalia en de handen voor tegen het lichaam gelegd. Hoog
7.9. — Not. 1870 p. 79 no. 4. Diëng.
693. Id. Staande, met de voeten niet van elkaar gescheiden.
Op het hoofd een klein mutsje met knop en geene andere versiering.
De armen onder elkander dwars over den buik gelegd.
Goud. Hoog 5. — Tijdschrift X pag. 449. Bandjarmasin.
694. Id. Yrouwelijke figuur met het lichaam alleen tot aan de
heupen afgebeeld. Over het midden van het hoofd loopt een band,