
1912®. Pot, gelijk aan het vorige; hoog 5.5.
1913. Id. met deksel, wit met blauwe bloemen. Hoog 10.—Not.
1878 pag. 81. Desa Serang (Tagal).
1914. ld . als voren, geel en onverglaasd, hoog 7 .--N o t. 1879
pag. 141 /. Desa Djatinom, afd. Blitar (Kediri).
1915. Id. van groen aardewerk en achthoekig; het deksel versierd
met geele bloemen langs den rand en een geele kring bovenop,
waarin een kikvorsch zit. Hoog 7.2.—Not 1881 pag. 10 b.
Bandoeng ?
1916. Id. fijn aardewerk, olijfkleurig. Hoog. 7. — Not. 1878
pag. 71. Desa Kalisapoe, distr. Doekoehwringin (Tagal).
1917. Id. als voren, van wit porselein met blauwe bloemen,
nauwen hals en vrij wijden buik. Hoog 7.3.
1918. Iel. als voren. Hoog 7.2. —Gevonden met no. 1913.
1919. Id. grijsachtig wit," zonder bloemen. Hoog 7. — Gevonden
met no. 1918.
1920. Id. olijfkleurig; zoo het schijnt beneden den hals een
draak in zeer zwakke lijnen. Hoog 7.
1921. Id. fijn grauw aardewerk, niet zeer wijd en met vrij groote
opening. Hoog 6. — Ardjowinangon, afd. Ponorogo (Madioen).
1922. Id. van vuilwit porselein, plat en met nauwe opening;
de omtrek door loodrechte insnijdingen verdeeld in 6 vakken. Hóóg
5. — Blitar (Kediri).
1923. Id. als voren, zonder eenige versiering. Hoog 5 .— Gevonden
met no. 1916.
1924 en 1925. Id. twöe stuks van fijn aardewerk, het eene
groen en het andere bruin, met zeer wijd uitstekenden en aan den
omtrek bijna scherpen buik en zeer kleine opening. Hoog 4.7
en 3.1. — Berbek (Kediri).
1926. Potje of kopje, groenachtig grijs en met twee ooren. Hoog
6.5. — Ardjowinangon, afd. Ponorogo (Madioen).
1927. Id. met één oor, grijs verglaasd en kruikvormig, bijna gelijk
aan no. 1880. Hoog 12. — Not. 1882 pag. 162. Kasteel-
plein te Batavia.
1928 en 1929. Id. twee stuks, met wijden buik, engen hals
en twee opstaande ooren, groengrijs en fijn verglaasd, onder den
hals een draak in zwak relief. Hoog 7. 5. — Not. 1883 pag. 1. Desa
Pamottan, afd. Malang (Pasoeroean).
IT. POTTEN MET DEKSELS.
1930. Pot of kom van vuilwit aardewerk met blauwzwarte strepen.
Is, blijkens den rand, voorzien geweest van een deksel, dat
thans ontbreekt. Hoog 8.3. ■— Soerabaja.
1931—1933. Id. plat en van grof wit porselein met een deksel,
dat ongeveer even hoog en gelijk aan de kom is; kom en deksel
zijn versierd met opstaande ribben en het deksel in het midden
met blauwe bloemen. Middellijn 14—10.5; hoog 7.2—6.2.— Not.
1881 pag. 10A Preanger.
1934 en 1935. Id. als voren, kleiner, van fijner porselein, zonder
opstaande ribben en geheel met blauwe bloemen versierd. Middellijn
9 en 7.3.— Gevonden met no. 1931—33.
1936. Id. geheel wit en met opstaande ribben; op het deksel
bloemwerk in zwak relief. Middellijn 14, hoog 7.
1937—46. Id. alleen de potten, waaraan de deksels ontbreken,
middellijn 13.5—4.5. De nos. 1937—42 wit met opstaande ribben,
die de volgende nummers missen; 19,43 wit met roode bloemen,
1943“ en 1946 wit met blaauw bloemwerk, 1944 lichtgroen met