
glorie heeft. In het hoofdtooisel halve maan en doodshoofd; op het
voorhoofd geen derde oog. Hoog 84. — Magelang.
184. Granega. Even als het vorige nummer met kussen en glorie en
zonder achterstuk. Doodshoofd en halve maan in het hoofd tooisel,
derde oog op het voorhoofd; om den snuit, beneden de slagtanden,
een versierd hand met sluitsteen. Hoog 89. — Er. 134. Samarang.
185. Id. Lotuskussen en glorie zonder achterstuk, even als
de beide vorige nummers. De rechterachterhand is afgebroken
en de olifantshaak in de linker is verborgen achter het oor. Hoog
74. — Magelang
186. Id. Voetstuk eenigszins versierd, geen ruggestuk, van de
glorie achter het hoofd alleen nog sporen. De voorhanden onduidelijk,
de achterhanden en de snuit afgebroken. In het hoofdtooisel
de halve maan met het doodshoofd. Hoog 81.4 — Er. 142 Redjo
in Ledok (Bagelen).
187. Id. Eenvoudig voetstuk, geen ruggestuk, glorie achter
het hoofd. In het hoofdtooisel halve maan en doodshoofd. Derde
oog in het voorhoofd niet duidelijk; waaiervormige ooreD. Hoog
61. — Hot 1864. pag, 230. Rawapoeloe (Soerabaja).
188. Id. Eenvoudige steenplaat als voetstuk, geen ruggestuk,
achter het hoofd sporen eener glorie. Het hoofdhaar naar achter
gestreken en even boven het voorhoofd gebonden met een versierden
band, boven welks sluitsteen de halve maan met het doodshoofd geplaatst
zijn. Derde oog in het voorhoofd. Hoog 48.
189. Id. Eenvoudige steenplaat als zetel, geen ruggestuk, glorie
achter het hoofd. Om het voorhoofd een versierde band of diadeem,
maar verder het haar glad naar achter gestreken. De olifantshaak
ligt aan den achterkant der glorie. Alle details zijn door afslijting
eenigszins onduidelijk. Hoog 33. — Samarang.
190. Ganega. Afgesleten en zeer onduidelijk. Gewoon lotuskussen,
geen ruggestuk, hoofd en de glorie daarachter grootendeels weggebreken.
De rechterarmen zeer onduidelijk, de linkerachterarm en
de snuit weggebroken. Hoog 28. — Not 1864. pag. 230. Itawa-
poeloe (Soerabaja).
191. Id. Zonder ruggestuk of glorie. Het lotuskussen ligt op
een hoog vierkant voetstuk, aan den voorkant waarvan twee kleine
gedrochtelijke menschenfiguren als karyatiden zijn uitgehouwen
(verg. no 398.) Het hoofd zonder haar of gewone versierselen, op
den kruin ligt alleen eene groote, dubbele, achtbladerige rozet. In
het voorhoofd het derde oog. Hoog 102. — Diëng.
192. Id. Zeer beschadigd en afgesleten, zoodat vele bijzonderheden
niet meer te herkennen zijn. Gewoon lotuskussen als zetel,
geen ruggestuk of glorie. De achterhanden en de snuit zijn afgebroken.
Hoog 97. — Er. 135.
193. Id. Gewone steenplaat als zetel zonder ruggestuk of glorie.
Geen derde oog, noch halve maan met doodshoofd. Hoog 73 .5 .—
Er. 137. Pekalongan.
194. ld. Als boven, gewone steenplaat als zetel zonder ruggestuk
of glorie. Zeer afgesleten en onduidelijk. — Hoog 61.
195. Id. Lotuskussen als zetel zonder ruggestuk of glorie. Zwaar
beschadigd; het hoofd en de achterhanden zijn afgebroken. Schijnt
in de rechtervoorhand het bidsnoer te houden. Hoog 50. —
Preanger.
195“. ld. Lotuskussen of rond voetstuk, zonder achterstuk of
glorie. Zeer onduidelijk. Hoog 5 3 .— Not. 1885 pag. 74. Desa
Djoemo, distr. Singenkidoel (Samarang).
196. ld. Zeer klein en vormeloos, alleen in zijn algemeene