
afgebroken en er is geene glorie. In het voorhoofd een kléin rond
kuiltje. De rechterhand voor de borst, met de vingers in eigenaardige
houding, misschien hebben zij vroeger wat vastgehouden;
de linkerhand rust op de dij en houdt een bloemstengel, die (thans)
aan de dij begint en waarvan de knop ter hoogte van den schouder
is. Het beeld draagt een kort kleedje, dat tusschen de beenen is
opgenomen (misschien een broek). Hoog 17. 3. — Fr. 27. Kadoe.
633. Padmapani. Staande op een rond lotuskussen, zonder achterstuk
of glorie. In het hoofdtooisel Amitabha; als versieringen alleen diadeem,
halsnoer en breede oepawita; op den linkerschouder schijnt
een doek te liggen, maar zeer onduidelijk. De beide armen beneden
den elleboog afgebroken. Hoog 24.8.—Not. 1866. p. 162.
Eiland Bawean.
634. Bodhisatwa en flakti. Twee beelden, ieder op een afzonderlijk
lotuskussen, naast elkaar gezeten op een gemeenschappelijk
langwerpig vierkant voetstuk; de beelden zilver en de lotuskussens
met het voetstuk van brons.
De Bodhisatwa zit rechts op de gewone wijze en met gewone
versiering. Twee armen; de rechterhand ligt ledig en geopend op de
knie, de linker houdt een bloemstengel, die uit het kussen ontspringt,
langs den arm voortloopt en aan den schouder in een bloemknop
eindigt.
De vrouwelijke figuur is , behoudens de borsten, geheel gelijk aan
de mannelijke. Verder komt ze geheel overeen met Parwati van no.
518 en daar het mannenbeeld ook Qiwa kan voorstellen, is het niet
geheel onmogelijk, dat wij dit echtpaar voor ons hebben; ik blijf
echter geneigd eer aan een Bodhisatwa met gakti te denken, omdat
wij onder de volgende groep ongetwijfeld Boeddhistische (jakti’s in
dezelfde houding enz. als ons vrouwenbeeldje hier zullen vinden.
Hoog 8. —Notulen 1878 p. 36 <7 en 1881 pag. 11. Desa Pesindon,
distr. Kalialang, afd. Ledok (Bagelen).
X. QAKTI’S.
Zittende en staande vrouwenbeelden in gewoon ornaat, met geen ander
kenmerk dan een lange bloemsteel, die uit het kussen of voetstuk ontspringt,
door de linkerhand gaat en aan den linkerschouder in een bloem
van verschillenden vorm eindigt. Terwijl no. 640, met de Boeddhistische
geloofsbelijdenis op het voetstuk geschreven, ongetwijfeld de ?akti van
een Dhyani-Boeddha of Bodhisatwa is, hebben wij onder no. 518 Dewi
of P&rwati op geheel dezelfde wijze voorgesteld gezien, wat trouwens ook
van elders bekend is. Ook Qri en wellicht nog andere godinnen kunnen
zoo worden afgebeeld. Het komt daarom raadzaam voor voorloopig slechts
den algemeenen naam van gakti te gebruiken; wellicht dat later het vinden
van steenen beelden in tempels ons het onderscheid ook tusschen de bloemen
leert.
635. £akti. Zittende op een rond lotuskussen met vierkant voetstuk,
nisvormig achterstuk met versierden randen zonnescherm. De
rechterhand open op de knie, de linkerhand rust op het kussen
naast het lichaam, waar een bloemstengel ontspringt, die langs den
arm naar boven gaat en bij den schouder in eene trosvormige bloem
eindigt. Op het voorhoofd een kleine kringetje. Hoog 17.3.
636. Id. Zittende (op een rond lotuskussen, met vierkant voetstuk
en nisvormig achterstuk; het zonnescherm is afgebroken. De rechterhand
geopend op de knie; de linkerhand is naar voren gebracht
en houdt een stengel, die naast het lichaam uit het kussen ontspringt,
door de hand en langs den arm naar den schouder gaat
en daar in eene trosvormige bloem eindigt. Hoog 13.8. Fr. 46.
637. Id. Geheel gelijk aan het vorige nummer, alleen iets kleiner;
het zonnescherm is nog aanwezig. Hoog 12. 2.—Fr. 47. Djokjakarta.
638. Id. Gelijk aan de beide vorige nummers; alleen heeft de
bloem aan den linkerkant bijna den vorm van eene korenaar en bevindt
zich aan het midden van den bovenarm. Hoog 13. 9 .—Fr. 48.
688a. Id. Geheel gelijk aan het vorige nummer, alleen heeft de
bloem den vorm eener lotusknop en ligt meer aan den schouder.
Yerguld brons. Hoog 15. 3 .—Collectie Scheepmaker.
639. Id. Zittend op een ovaal lotuskussen, met drie pooten aan