
dacht.— Onder den buik is een kort uitsteeksel ter bevestiging in
een voetstuk. Dit exemplaar is van gips en gegoten naar een bronzen
origineel, in het bezit van den heer Leroux te Sindanglaja, volgens
wiens opgave het te Soerakarta in zijn bezit gekomen is. Deze
figuur is mij in de Hindoe-mjthologie niet bekend, ze schijnt echter
ook elders voor te komen, daar men soortgelijke wezens vindt
op basreliëfs in het museum te Oalcutta, afkomstig van Boeddha-
Gaja, zie An d e r s o n s Catalogus, I pag. 129. Grootste lengte (van
de rechterhand tot het einde van de achterpoot) 27.
716. Rakshasa (?). Menschelijke figuur met hondekop en vo-
gelklauwen aan de pooten, gehurkt op eene gebogen afgebroken
plaat, die vermoedelijk op iets anders bevestigd is geweest. In
de rechterhand eene platte knots, die op den schouder rust (zie de
rakshasa’s), in de linker, vóór de borst, een klein potje. In het
achterhoofd eene vertikale insnijding van een centimeter lang, waarin
misschien eenig versiersel heeft gezeten. Zwaarihoofdhaar dat op
den rug afhangt. Gebakken Mei. Hoog 21.3.— Notulen 1880 pag. 1.
Spoorweghalte Baron, onder afd. Kertosono (Kediri); gevonden met
Ohineesche munten uit het begin der 15e eeuw, dus vermoedelijk
minstens uit iets lateren tijd.
717. Gandharwa (?). Figuur met het lichaam eener kip, een
menschenhoofd en vrouwenborsten, zware klauwen en een platten,
opstaanden en versierden staart. Op den rug is eene ronde opening
van ongeveer 6 milimeters middellijn. Het voetstuk is eene platte,*
vierkante plaat met versierde randen en eene bloem op eiken hoek.
Hoog 1 1 .— Notulen 1878 pag. 35 II e. Kampong Leuwigadjah,
distr. Tjilokotot (Preanger).
718. Leeuw van natuurlijken vorm, zittende op een rond voetstukje.
Hoog 5.7.
719. Tijger of hond. Zittende op een ring als voetstuk. Hoog 7.2.
720. Olifant. Liggende en met afgebroken snuit. Hoog 10.2.
721. Id. De voorpooten in staande en de achterpooten in liggende
houding, tromp en slagtanden afgebroken. Onder den hals
eene groote klok en op den rug een versierd zadel, van boven een
plat vlak met een diep rond gat vertoonende, in welk laatste een
of ander versiersel moet zijn bevestigd geweest. Het beeld is van
trachiet maar wordt1*bij de metalen diervormen geplaatst, omdat het
in aard en bestemming daarmede meer schijnt overeen te komen.
Hoog 11.1.
722. Rhinoceros, versierd met een dekkleed en verschillende
banden. Hoog 3.7.
723. Varken met buitengewoon zware borstels; voor een stekelvarken
zijn de pooten echter te hoog. Hoog 2.7.
724. Id., met twee vleugels. Hoog 2.5.
725. Karbon, in liggende houding; ruwe en gebrekkige voorstelling.
Lang 15.7.— Notulen 1883 pag. 11. Regentschap Lim-
bangan (Preanger).
726. Id. Staande. Hoog 6.— Notulen en vindplaats als voren.
727. Visch van dun goudblih. Lang 8. 3.
728. Krab als voren. Breed 6.
729. Visch als voren, van fantastischen vorm, misschien een
hamerhaai. Lang 12.
730. Haan als voren, van fantastischen vorm. Breed 6.6.
731. Kraanvogel of reiger van slechte vormen, staande op een
smal plaatje, dat als middellijn op een ring ligt; de opgeheven
voorpoot rust op een niet te bepalen versiersel. Hoog 10.3.
732. Haan van fantastische vormen op een rond voetstukje. Hoog
8.6.— Not I. p. 162. Kadoe.
733. Id. in eenvoudiger vorm. Hoog 4.2.— Afkomst als voren.
734. Id. of papegaai van fantastischen vorm. Hoog 7.