
wat hunne beteekenis is, kan nog niet met zekerheid worden opgegeven,
vermoedelijk echter zijn het paranatellons der teekenen van
den dierenriem en dus de sterrebeelden, die dienden om telkens
aan te wijzen, wanneer de zon de verschillende teekenen van den
dierenriem intrad.
De nummers 796 en 797 vertoonen boven den vogel een jaartal in
Oud-Javaansche letters, respectivelijk te lezen 1253 en 1252, of
1831 en 1330 A. D., terwijl bij de nummers 797®, 800 en 801
boven den vogel iets meer dan de helft eener zon zichtbaar is (vergelijk
het Chineesche astrologische begrip, dat de raaf het symbool
der zon is en daarin wordt voorgesteld).— No. 797® is gevonden bij
de desa Wonodjojo, distr. Soekoredjo (Kediri), zie Not. 1885 pag. 110.
No. 797 is beschreven en afgebeeld door Dr. P riedeuich in de
Verhandelingen van het Genootschap, deel XXIII pag. 31 en plaat
19. Verder vindt men in de Verslagen en Mededeelingen der Kon-
Akademie, afd. Letterkunde, deel VII, bijdragen over deze bekers
van Dr. P riederich en van Prof. II. G. Mielies.
803. De figuren, op de voorafgaande bekers voorkomende (met
uitzondering van den limulus), vermoedelijk uit zulk een beker gesneden
en platgedrukt. Vergelijk echter de door Prof. Millies medegedeelde
bijzonderheid, dat bij de door hem bestudeerde bekers de
figuren er op gesoldeerd waren, wat bij die onzer verzameling niet
het geval is. — Collectie Scheepmaker.
804 en 805. Bekers voor offerwater. In vorm en grootte met
de vorige overeenkomende en aan den buitenkant voorzien met een
aantal figuren van menschen, dieren en boomen, waarschijnlijk met
eene symbolische beteekenis. Bij no. 804 loopt even onder den
rand eene lijst, gevormd door een dubbel koord, dat aan den eenen
kant met een slangenkop versierd is. Middellijn 14.4 en 12, hoogte
10.2 en 9.
806. Id. Van dezelfde grootte en vorm als de beide vorige
nummers; als eenige versiering een dubbel koord onder den rand als
bij no. 804, aan den eenen kant een kunstigen knoop vormende.
Middellijn 12.8, hoogte 9 .2 .— Not. 1872. p. 128 d. Desa Toeren,
District Gondanglegi, afd. .Malang (Pasoeroean).
807. Beker voor offerwater. Bonde pot die zoowel boven als onder
eenigszins kleiner toeloopt en met een zeer breeden, hollen en fraai
versierden rand is omgeven, waarin een gedrochtelijke olifantskop als
tuit is aangebracht. Hoog 8.5, middellijn over den rand 16.5.
808. Id. Alleen de bovenrand van een veel kleiner exemplaar
met een slangenkop als tuit.
809. Id. Met grooten slangenkop als tuit, die van de zijde
van den beker uitgaat; aan de tegenovergestelde zijde eene slangenstaart
als handvat. Hoog 11. — Notulen. 1882 pag. 62. Desa Ke-
bonsari, distr. Gemping, afd. Bangil (Pasoeroean).
810 — 814'’. Id. In vorm gelijk aan de vorige nummers, maar
zonder tuit. Hoog van 12.7 — 9.5 en middellijn van 21.2 — 18.
— Voor no. 811, zie Notulen 1875 pag. 90 bosch Tjokrogawong,
desa Bengkeras, distr. Ngantang, afd. Malang (Pasoeroean) en voor
no. 814, Notulen 1872 pag. 45 c 3, desa Bodjong, afd. Poerbolingo
(Banjoemas).
815 en 816. Id. Van eenvoudiger vorm, kleiner en met enkelen,
eenvoudig omgebogen rand. Het eerste nummer is afkomstig
uit het gehucht Kenjaren, afd. Batang (Pasoeroean).
d . WiEROOKBRA.NDERS, zijnde ronde potten met voetstuk, breeden rand
en kort hol handvat, bestemd om een langeren steel van hout op te nemen,
waaraan ze, als ze met gloeiende kolen gevuld waren, in de hand konden
worden genomen. Bij de nos. 628 en 629 vindt men voor hetzelfde doel
een langen metalen steel en deze komen dan meer overeen met de heden-
daagsche wierookbranders der Hindoes, onder den naam van dhoopdan
afgebeeld op plaat 13 en 14 van //The daily prayers of the Brahmins”,
by Mrs. S. O. Belnos.
817. Wierookbranden Met vierkant handvat en vier spits toe-
loopende bloemversiersels op het lichaam van den p o t ; op den rand