
op den eenen kant. — No. 1151 is gevonden te Kenjaren, afd. Batang
(Pekalongan); no. 1155 bij de desa Kebon Sari, distr. Gemping ,
afd. Bangil (Pasoeroean), Not. 1882 pag. 61.
1161 — 1165. Hand v a tsel zonder inscriptie. — No. 1164 gevonden
met 1154.
1166 — 1167. Id. Norm als voren; aan den eenen kant in basreliëf
een zeer onduidelijk vrouwenbeeld.
( I'rom casts in coppev fouud in th e d is tric t o f K ed u ), v an de legenden van d rie nom-
me rs u it onze verzameling, — ongelukkig zijn zij o n n auwkeurig, — in T ijdschs. In d .
T . L . en V k ., X X IV , 5 8 4 en K . F . H olle, Tah el van oud- en n ic nw -In d isch e a lp h a-
h e tten , hl. 4 8 , n l. aan no. 1 1 5 0 bean tw o o rd t T ijdschr. X X IV n o . 4 = Tahel no. 2 ; aan
uo. 1 1 5 3 Tijd sch r. X X IV no. 3 = Tahel no. 1 ; en aan n o . 1 1 5 6 T ijd sch r. X X IV no. 5
= Tah el no. 3.
De gefigureerde le tte rs zijn v an denzelfden vorm als die d e r voorwerpen onder
no. 9 7 0 , 9 8 6 ° , 1 2 1 , 1 2 1 0 , ook no. 1 5 7 en te n naastenbij ook no. 37 0 , 371 en 37 2 ,
B en fra a i cn zeer d uidelijk voorbeeld v an deze soort gefigu reerd e le tte rs v in d t men in
T ijd sch r. In d . T. L . en V k ., X X V I I I , 4 9 4 (facsimile v an een in sc rip tie u it de desa
Sëmen, K e d iri); to t dezelfde soort le tte rs behooren ook eenige d e r door H oepermans
(T ijd sch r. In d . T . L . en Vk. X X I) bekend g emaakte facsimiles u it Madioen; voorts v in d t m en
ze g e b ru ik t bij een prapksti van Djayabhaya (g a k a 1 0 4 7 , N g an ta n g , Pasoeroehan) op steen,
w aar v an de woorden sanff jalma vriyaii (? ) de e e rste d rie le tte rg re p e n lin k s, de laatste
re c h ts v an h e t zegelmerk (narasinghri) in d it s c h rift zijn uitgebeiteld.
De legenden op de d rie genoemde nommers (1 1 5 0 , 1 1 5 3 en 1 1 5 6 ) z ijn nog h e t d u idelijkst,
doch in de ontcijfering ook v an deze is zelfs de H e e r K . F . H olle, die de eerste
was wien h e t g elukken m o c h t den weg in d i t soort gefig u reerd e le tte rs te vin d en , nog
n ie t geslaagd. V reemd is h e t d a t alle legenden op zulke h a n d v a tte n eindigen m e t een
p a ten en d a t bij n ie t één, te rwijl zij to c h duidelijk v erschillend zijn, nog een an d e ren san-
d angan w o rd t gevonden, hoewel d it lo u te r toevallig zijn kan .
De legende van no. 1 1 5 0 zou ik zeggen is pangasawah m e t aan h e t ein d e, want
ik lees, w a t mij in overeenstemming m e t de boven reeds besproken legende in gefigureerde
le tte rs (no. 9 7 0 ) h e t waarschijnlijkst sch ijn t, van beneden n aa r b o v e n ; d ie v an 1 1 5 3 tawasad,
en die van 1 1 5 6 pangawas. De legende van 1155 k om t overeen, s c h ijn t h e t, m e t die van
1 1 5 0 ; 1 1 5 7 geeft te lezen lata.ale-, 1 1 5 9 en 1 1 6 0 zijn onleesbaar, en’ d a t is ook
1 1 5 2 zoo la n g a lth an s als de meer duidelijke nog n ie t ontcijferd zijn.
D a a r n ie t één dezer lezin g en een gezonden zin g e e ft,— pangawas evenwel zou m issch
ie n » h e ld e r-, d u id e lijk -m ak e r” k u n n en beteekenen, —- a c h t ik de ju isth e id m ijn er le zin
g en aan b illijk en twijfel o n d e rh e v ig ; to c h h eb ik mij bij mijn e lezing bovenal la ten
leiden door de in ande re legenden van dezen aa rd voorkomende en ontwijfelbaar ju is t
gelezen le tte rv o rm e n .
1169. (*) Handvatsels van spiegels. Vorm als voren, op den
eenen kant eene onduidelijke veervormige versiering.
1170 — 1173. Id. Yan boven boogvormig als boven, van onder
niet, gelijk de vorige, naar beide zijden T-vormig uitloopend, maar
slechts een weinig verbreed. Geenerlei versiering of opschrift; hoog
10 — 5 .5 .— No. 1173 is afkomstig uit de onderafd. Boemiajoe
(Tagal), zie Notulen 1886 pag. 2.
1174. Id. Dezelfde vorm, maar op beide vlakken met bloemran-
den versierd.
1175 — 1177. Id. Aan den bovenkant een boog als boven,
het benedengedeelte loopt bij het eerste nummer nog iets bree-
der uit, bij het tweede reeds wat minder, terwijl het bij het derde
dezelfde breedte behoudt en dus van af den boog langwerpig vierkant
is. Deze handvatsels zijn met lange insneden opengewerkt.
Hoog 8.2 — 9.5.
1178 — 1179. Id. Groote boog, die op beide handen gedragen
wordt door eene menschelijke figuur met monsterachtigen kop. Tus-
schen beide voorwerpen is slechts zeer weinig verschil. Koorde van
den boog 14.3 en 11, hoogte tot de uiteinden van den boog 12
en 1 1 , breedte van onder 4.1 en 3.7. — No. 856 is gevonden in de
desa Kalak, distr. Pringkoekoe (Madioen).
1180. Id Yierkant, van binnen hol en met opengewerkte zijden,
van boven een kleine inspringende boog met diepe gleuf; het ondervlak
is een langwerpig vierkant, groot genoeg om te kunnen
staan. De zijden,zijn versierd met open lofwerk, behalve een der
breede kant n waarop een godenbeeld op lotuskussen gezeten, het
rechterbeen naar beneden hangende. Koorde van den boog 8.4; hoogte
9.8; breedte van onder 4.8.
1181. ld. Yorm en versiering als voren; aan den eenen kant
een staand mannenbeeld. Boog geschonden, hoogte 9.5.
I 1) No. 1 1 6 8 is door versch ik k in g uitgevallen.