
1894. Pot zonder ooreti en overigens gelijk aan no. 1889. Rood
aardewerk, niet verglaasd. Hoog 25. — Not. 1883 pag. 1. Land
Petoeng-ombo, afd. Malang (Pasoeroean).
1895. ld. als het vorige nummer; hoog 9. — Not. 1882 pag.
162. Kasteelplein te Batavia.
1896. Id. als voren, onverglaasd, van hoven grijs, van onder
donkerbruin; hoog 26. — Collectie Scheepmaker.
1896“. Id. met vier horizontale ooren, geelachtig en verglaasd.
Hoog 27.5.— Not. 1886 pag. 3. Onderafd. Boemiajoe (Tagal).
1896®. Id. als voren, hoog 27. — Gevonden met 1896“.
1897. Id. met niet zeer wijden huik, groote opening en vier
horizontale ooren; geel en on verglaasd. Hoog 18.5. — Not. 1877 pag.
43. Gehucht Pagandian, desa Wanar, distr. Keboemen (Pakalongan);
gevonden met twee weegschaaltjes (1220) en drie bronzen armbanden
(1280).
1898. ld. gelijk aan het vorige nummer maar kleiner, hoog
13. — Gevonden met 67 zilveren Hindoe-munten.
1899. Id. als voren; geel verglaasd en wat wijder van huik
dan de vorige. Hoog 15.5. — Collectie Scheepmaker.
1900. P o tje , gelijk aan het vorige nummer, doch bruin en
hoog 11. — Als voren.
1901. Id. grauw-wit verglaasd, van boven bijna plat en met vier
opstaande ooren. Hoog 11. — Als boven.
1902. Id. grauw verglaasd, in vorm gelijk aan no. 1898 maar
kleiner en met twee ooren; hoog 9 .— Not. 1878 pag. 34 c. Desa
Ketep, distr. Probolinggo (Kadoe). Gevonden met diverse gouden
voorwerpen, waaronder de ringen 1304, 1354 en 1398.
1903. Id. vuilwit verglaasd en zonder ooren. Hoog 13. — Not.
1882 pag. 110. Gevonden met no. 1887.
1904. P o t, met den vorm der tempajans, geel en onverglaasd,
hoog 7.5.— Gevonden in Banjoemas met een zilveren ketting (1514),
een zilveren ring (1372) en een paar gouden oorknoppen (1415).
1905. Id. met hoogen rand om de opening, bruin verglaasd.
Hoog 9. — Collectie Scheepmaker.
1905“. Id. dezelfde vorm, onverglaasd. Hoog 8.
1906. Id. donkerbruin verglaasd, zeer wijde opening en om den
hals een krans van knoppen. Hoog 13. — Als voren.
1906*. ld. onverglaasd en zeer ruw bewerkt. Hoog 6.
1907. Id. als voren, grijs en onverglaasd, met 3 verticale ooren
en een tuit op de plaats van het vierde. Hoog 20.2. — Als voren.
1908. Id. groenachtig grijs verglaasd, met • een kleinen voet,
wijd van buik en enge opening; vier verticale oogjes of ooren en een
plat deksel. Hoog 12.5. — Gevonden met 6 zilveren Hindoe-
munten er in.
1909. Td. van grijs porselein, in vorm overeenkomende met
het vorige nummer, maar zonder oogjes of deksel. Hoog 8.5.
1910. Id. van fijn, donkergroen, verglaasd aardewerk, met
wijden buik en korten hals met opstaanden rand; beneden den
hals een krans van gepunte bladeren. Op den bodem staat in nei
M ÏE gatieve Chineesche letters het fabrieksmerk _ . Hoog 14.5,
öB
grootste middellijn 19, hals 7.5. — Collectie Scheepmaker.
1911. Id. grijsgroen verglaasd, versierd met opstaande ribben.
Hoog 10, middellijn 14. — Not. 1882 pag. 110. Gehucht Singkal,
desa Prambon, distr. Waroedjajeng, afd. Berbek (Kediri).
1912. Id. grauw en zonder versiering, hoog 7.5. — Not. 1882-
pag. 110. Berg Nipotokka, regentschap Barang-barang, eiland Saleier.