
het bidsnoer er in; de linkerhand naast het lijf, steunende op
eene knots met versierden greep en uiteinde. In het hoofdtooisel
de halve maan met het doodshoofd. Een groot deel van het voetstuk
en het voorste gedeelte der voeten is afgebroken.
Aan weerskanten der hoofdfiguur, op kleine ronde lotuskussens,
die op het voetstuk liggen, staan twee kleine vrouwenfiguren in
volledig ornaat en met eene glorie achter het hoofd, zij hebben elk
twee handen; die der rechterfiguur zijn voor het lijf in elkaar gelegd
, de rechter boven, geopend en met een lotusknop er in. Bij
de linkerfiguur wordt de linkerhand eveneens geopend voor het
lijf gehouden, de rechter ligt er in , gesloten en met den duim
naar hoven wijzend, terwijl zij .een Voorwerp schijnt vast te houden,
dat echter door de hand geheel bedekt wordt. Van achter
de vrouwenfiguren rijzen lotusplanten met tal van bladeren en bloemen
tot boven aan het achterstuk op. Opmerking verdient het
dat de beeldhouwer, met een hier zeldzaam streven naar realisme,
uit de schelp in de rechterachterhand der hoofdfiguur ten halven
lijve eene groote slak met lange voelhorens doet te voorschijn komen
, waaruit men zou moeten opmakèn, dat hij er niet aan gedacht
heeft, dat die schelp eene trompet is. Hoog 200.— Not.
1873 pag. 154«. Blitar (Kedirie).
256a. Onbekend beeld [gewoon type). Vrouwelijk pendant van het
vorige nummer en, hoewel langs een anderen weg in de verzameling
gekomen, zekerlijk toch daarbij behoorend. Buitengewoon fraai
en zeer rijk versierd beeld, waarvan de voeten en het voetstuk zijn
afgebroken. Om de glorie is een stralenkrans uitgebeiteld. In het
hoofdtooisel de halve maan en het doodshoofd van Qiwa. In de ach-
terhanden rechts het bidsnoer en links de vliegenwaaier; de voorbanden
voor het lijf afgebroken. Aan weerskanten eene vaas,waaruit
lotusplanten met vele bloemen en knoppen tot hoog aan het
achterstuk naar boven schieten. Hoog 200.— Not. 1869 pag. 22.
Gekocht op eene vendutie te Soerabaja.
257. Id, Komt veel overeen met no. 256. Staande op een
kussen met versierden rand, achterstuk en glorie. Gewone versiering.
In de achterhanden rechts op de punt van den wijsvinger
een knopvormig voorwerp met steel, waarboven eene versierde
vlam met drie punten (zinnebeeldige voorstelling van den drietand),
en links op dezelfde wijze een gevleugelde schelp. De rechtervoorband
rust op eene versierde knots, de linker ligt voor het lichaam,
even onder het middel en houdt een bloemstengel (lotus), waarvan
de knop boven den linkerschouder uitsteekt.
Op het gemeenschappelijk voetstuk staat aan weerskanten eene
vrouwenfiguur van ongeveer de halve lengte, met gewone versiering*
oepawita en glorie. Deze vrouwenfiguren hebben twee handen, van
de rechtsche hangt, de rechter- en van de linksche de linkerhand naast
het lichaam neer, terwijl de andere voor het lichaam een bloemstengel
vasthouden, even als de hoofdfiguur, waarvan de knop
boven den schouder der neerhangende hand uitsteekt. Hoog 142,
— Collectie Scheepmaker,
258. Onbekend beeld ('gewoon type). Zich aansluitende bij het
vorige nummer. Staat op eene halfronde steenplaat als voetstuk, met achterstuk,
waarop langs den rand een stralenkrans is uitgebeiteld, en waaiervormige
glorie; onder het voetstuk is een vierkante pen uitgespaard,
waarmede het beeld vroeger vermoedelijk in een steen en thans in een
houten voet bevestigd is. Gewone versierselen. Tier armen: in de
achterhanden, op de spits van den opgeheven wijsvinger, rechts de
steel van den vliegenwaaier (? onduidelijk) en links een steel,
waarop eene schelp met vlammen of vleugels omgeven; de voorhanden
liggen vóór het lichaam in elkaar en houden het bidsnoer. Hoog
151. — Kraksaan (Probolinggo).
259. Id. Staande houding, het voetstuk en de voeten ontbreken.
Tier armen; in de rechterachterhand een drietand met korten steel,
in de linkerachterhand eene gevleugelde schelp op een korten steel.
In de voorhanden, die voor het lijf saamgevouwen zijn, een bidsnoer
met half ontloken lotusknop. Langs den rand van het achterstuk
loopt een stralenkrans. Evenals no. 83 van den Modjopait’schen stijl,
namelijk kunstelooze vorm met overladen versiering. Hoog 7 5 .— Er,
146. Modjokerto,