
Beelden met meer dan twee armen hebben m den regel slechts twee
bovenarmen, die zich bij den elleboog in twee of meer onderarmen verdeden,
zoodat men dan van voor- en achterarmen spreken moet. Waar elke arm
zich op deze wijze slechts in tweeën verdeelt, zijn de achterarmen opgeheven,
zoodat de handen zich tegen het achterstuk ongeveer ter hoogte van de
schouders bevinden ; de plaatsing der voorhanden is verschillend. Onder
de . steenen beelden komt alleen Doerga met meer dan vier armen voor,
waarvan de houding ter plaatse zal worden aangegêven.
Bijna alle beelden hebben aan den hals drie of vier horizontale strepen
of huidplooien (gelukstrepen),
De kleeding en de versierselen der verschillende godenbeelden, zoowel de
mannelijke als de vrouwelijke, zijn bijna steeds dezelfde en kunnen dus ook
hier in het algemeen worden aangegeven. Om het voorhoofd, loopt een
diadeem en daarboven verrijst een hooge haartooi, ‘die dikwijls zoozeer met
versierselen bedekt is, dat men eer aan eene soort hoed te denken heeft en
dat het verschil tusschen haartooi of hoed vaak niet uit te maken is ; enkele
lokken van het haar hangen op de schouders af. De aan Qiwa eigene
hooge haartooi (djata) zonder versierselen komt niet bij de steenen maar
slechts bij enkele metalen beelden voor.
De ooren zijn versierd met zware oorhangers en enkele malen met ringen;
om den hals loopt een snoer of keten, dikwijls dubbel en tot op de borst
afhangende.
Van den linkerschouder, over de borst, langs de rechterzijde en zoo terug
over den rug, loopt de oepawita, het zoogenaamde heilige snoer der Brahmanen,
rond of plat, smal of breed, eenvoudig of fraai versierd. Nu eens
volgt dit snoer streng de aangegeven richting en is het als het ware gespannen
, dan weer is het aanmerkelijk langer en hangt met verschillende
bochten laag neer; enkele malen komen beide vormen van dit snoer te
gelijkertijd voor, in welke gevallen het eene de oepawita is en het andere
slechts tot versiering dient. Bij Qiwa en Ganega bestaat de oepcnoita veelal
uit eene slang, waarvan de kop en staart op den linkerschouder om
elkaar gekronkeld zijn. Sommige godenbeelden missen de oepawita, zonder
dat daarvoor eene bijzondere reden schijnt te zijn; vooral is dit het geval
bij godinnen, die echter veelal een ander snoer zonder einde- dragen, dat,
van beide schouders neerkomende, tusschen de borsten met een agraaf te
zamen genomen woidt en onder beide armen door weer naar achter loopt.
Dit snoer zal verder het vrouwensnoer genoemd worden.
Onder de borst wordt een versierde band gedragen; om het midden een
sjerp met afhangende uiteinden en daar beneden een gordel of buikband,
die meestal met een sluitsteen of agraaf gesloten is; sjerp en gordel schijnen
beide gediend te hebben om het kleed vast. te houden. Beneden den
o-ordel ziet men gewoonlijk nog een paar breede banden, die in de lenden
groote strikken vormen en daar verder dikwijls worden aangewend om het
kleed op te nemen, dat daardoor aan den voorkant sterk gespannen wordt
en van achteren met zware plooien naar beneden valt. Het kleed is een
gewone sarong, om het midden bevestigd en tot op de voeten afhangend.^
De bovenarmen, polsen en enkels zijn met banden of ringen versierd.
Al naar den tijd, waaruit de beelden stammen, en den stijl, waarin ze
bewerkt zijn, vertoonen deze versierselen zich in den grootsten eenvoud of
in de kwistigste overlading, met alle denkbare tusschenvormen.
Hetzelfde is het geval met het achterstuk en de glorie der beelden, waarvan
vooral de laatste dikwijls met een versierden rand is omgeven. Bij
vergelijking met de metalen beelden ziet men , dat die randversiering vlammen
of stralen moet voorstellen, terwijl tevens blijkt dat het achterstuk den
stralenkrans aangeeft, die het geheele ligchaam omschijnt.
Om niet te veel in herhalingen te vervallen, worden de bovenstaande
algemeene trekken niet telkens op nieuw beschreven, maar zal slechts van
de afwijkingen melding gemaakt worden.
Alleen wordt hier al dadelijk aangeteekend, dat de Boeddha-beelden met
een eenvoudig kleed van geheel anderen vorm en zonder eenige versiering
ffeorden voorgesteld.