
1533. Top van een hoofddeksel (?), versiersel van dun gedreven
goud. Op een ronde basis van 5.2 middellijn verheft zich een
onder een hoek van circa 45 naar achter gekeerde en wijd uitloo-
pende trechter, misschien bestemd tot houden van bloemen of pluimen.
Hoog 9. — Not. 1831 pag. 96 no. 18. Gevonden met het
vorige nummer.
1534. Id. (?) klokje van dun gedreven goud, met een oogje in
het midden van het bovenvlak. Middellijn 4.2, hoog 3.5.
1535. Id. (?) als voren, middellijn 3.2, hoog 5.2. —Not. 1883
pag. 128 e. Hesa Pakelen, distr. Singomerto, afd. Bandjarnegara
(Banjoemas).
1536. Id. (?) als voren. Aan het oogje bovenop nog een stuk van
een gouden keten van gevlochten draad. Middellijn 3, hoog 5. Not.
1881 pag. 115 i. Hesa Petambakan, afd. Bandjarnegara (Banjoemas).
1537. Diadeem, zijnde:
a. een band van dun zilver, 1 cM breed, waaraan rechtopstaande
stukken van zilver- en goudblad bevestigd zijn; de 8 zilveren stukken
zijn hoog 12, van onder zh 1 cM breed, naar boven toe geleidelijk
breeder tot 4 en’ 5 toe en daar met bogen en punten uitgeschulpt; de
2 gouden stukken zijn gelijk aan de zilveren, maar slechts 9 hoog,
van de zilveren platen zijn er meer geweest, daar er nog 2- gebroken
stukken bij zijn;
i. de middenversiering van den diadeem, namelijk eene bloem
van goudblad, waarin een kristallen kogel van 3 middellijn en daarachter
eerst 2 gouden en dan 2 zilveren plaatjes als sub a, naar
achter toe telkens langer en waarvan het achterste, dat van zilver
is, 15 hoog is;
c. fragmenten van vier bloemen van goud en zilverblad.
Heze verschillende stukken zijn door mij tot een geheel vereemgd,
waarbij fouten kunnen zijn begaan; ik vertrouw echter niet ver
van de waarheid te zijn gebleven.— Not. 1880 pag. 89. Hesa Sam-
bëng-koelon, distr. Soekaradja (Banjoemas).
1538. Diadeem. 8 zilveren en één gouden plaatje, als voren.
1538“. Id. Alleen de glazen kogel als van no. 1537 met een
daaraan sluitenden halven bol van dun zilver. — Not. 1878 pag. 86-
Desa Pesindon, distr. Kalialang, afd. Ledok (Bagelen).
1539. Id. Bestaande uit de volgende gedeelten :
a. een dunne golvende band van bladkoper, met twee nog daaraan
bevestigde ornamenten van hetzelfde metaal, die met bloemen
zijn uitgesfagen;
h. vier ornamenten van idem, zijnde twee stervormige bloemen en
twee langwerpige versierselen van verschillende grootte, alle van
bladkoper;
c. hoornen van bladkoper met klei opgevuld, van verschillende
grootte en vorm; de oppervlakte met bloemwerk of schroefvormige
lijnen versierd; aan het ondereinde is een haak of oog ter beves-
tiging in het voorhoofdsband.
Diademen als deze worden gedragen door krijgslieden op de basreliëfs
van Panataran in Kediri, zie de fotografieën van Kinsbergen
no. 255 en 2 5 6 .— Not. 1868 pag. 20. Desa Giompong, distr.
Bodja (Samarang).
1540. Hoorn van een diadeem als voren, lang 12, schroefvormig
oppervlak en van boven open, vermoedelijk om daarin nog
veeren of eenig ander sieraad te steken. Goud.— Not. 1881 pag.
103. Desa Bedok, afd. Modjokerto (Soerabaja).
1540fl. Haarversierselen bestaande uit:
2 lange haarnaalden van brons met kegelvormige knoppen van
dun goud, met klei'opgevuld;
2 bloemen van goudblad met lintvornige afhangsels;
2 id. elk op een langen hollen steel. — Not. 1881 pag. 97 no.
20. Desa Moeteran, afd. Modjokerto (Soerabaja).
1540®. Haarnaald, bestaande uit een bloem van goudblad, met
een hart van een groene glaskoraal en spiraal vormige gouddraden,
bevestigd op een lange gouden pen. — Not. 1885 pag. 110, desa
Wonodjojo, distr. Soekoredjo (Kediri).