
1 7 0 6— 8. Kommen zonder voet en met platten bodem, hoog
van 6 .8— 5.3; middellijn aan den bovenrand 16.7 — 12.5. — Het
eerste nummer is afkomstig van Tjaroeban (Madioen).
1709. Id. van zilver. Hoog 4,8, middellijn 12.9.
1710—11. Bekers met platten bodem en met een gegraveerden
rand van bloemwerk om den bovenkant. Hoog 7.3, middellijn
10.3. — No. 1710 zie Not. 1883 pag. 11, afd. Limbangan (Preanger).
1 7 1 2__14. Bekers of kopjes, ondieper dan de vorige; de eerste
— hoog 4.1, middellijn 10.5 — heeft een ring als voetstuk; van
de beide anderen is de voet afgebroken. Zilver. — No. 1712 is afkomstig
uit Kadoe.
1715. Bekers in den vorm van een afgeknotten kegel, aan den
buitenkant met_eenig drijfwerk versierd; vroeger voorzien van een
voet, die thans ontbreekt. Zilver. Hoog 6.9; middellijn 10.2.
1715“. Beker of kom, van buiten versierd met staande banden
van gedreven bloemwerk. Hoog 8, middellijn 10.3. Goud. Not.
1885 pag. 75. Desa Soedjopoero, distr. Kalialang, afd. Ledok
(Bagelen).
17 1 5 *. Id. van koper, bijna cylindervormig, van boven wat
breeder toeloopend. Hoog 9.5; middellijn van boven 9. Not. 1881
pag. 104. Malang.
zilverd, hebben waarschijnlijk meestal, zoo niet uitsluitend, gediend als offergereedschap.
In het op pag. 231 aangehaalde werk van Mks. Belnos worden op plaat 14 zulke
schaaltjes afgebeeld, een grootar onder den naam van « k u tto r a , a copper vessel to give
offerings of flowers”, en een kleiner als "la g hw p a tra , a small brass cup to mix sandal in.
Hetzelfde is het geval met de nos. 1705 a - c , waaromtrent Colebrooke, Miscellaneous
Essays, Vol. I pag. 135 b. v. het volgende zegt: »The oblation to the sun consists
of tila, flowers, barley and water, and red sandalwood, in a clean copper vessel,
made in the shape of a boat, this the priest places on his head etc.” Vergelijk ook
plaat 13 van Mbs. Belnos, waar we onder den- naam « u rg h a , a copper vessel used m
the ablutions of the images” , een langwerpig bakje, echter van eenigszms anderen vorm
aantreffen.
1716. Schelpvormige bakjes zonder voet. Zilver. — Not. 1879
pag. 156 e. Desa Gentan, distr. Singomerto, afd. Bandjarnegara
(Banjoemas).
17 17—23“. Kommen of bekers met rondem boden en eenigszins naar
buiten loopenden rand; schijnen alle voorzien geweest te zijn van een
voet, die thans ontbreekt. Hoog 9—7.5; middellijn 13.3 — 10.8. — De
nos. 1722 en 23 zijn afkomstig van Soetji (Preanger), zie Not.
1869 pag. 66«; no. 1723 a~c uit de onderafdeeling Boemiajoe (Tagal),
zie Not. 1886 pag. 2.
1724. Id; ondiep met reohtopgaanden rand en bijna platten bodem,
eveneens vroeger met een voet. Hoog 6, middellijn 11.7;
1724“. Id. met breed uitstekenden rand van knoppen; om de
opening vier oogjes ter ophanging 'of ter bevestiging van het deksel.
Is vroeger van een voet voorzien geweest. Hoog 1 1 .— Herkomst
als no. 1723“.
17244. Id. de rand horizontaal omgebogen en de buitenkant door
fraaie arabesken van gedreven lijnen iD 8 vakken verdeeld. Yoet
eveneens afgebroken. Hoog 21; middellijn met den rand 24. — Gevonden
met het vorige nummer.
1725 en 26. Schaaltjes, rond, met platten bodem, geschubden bovenrand
en vertikale strepen in den rand naar binnen gedrukt. Het
eerste schijnt vroeger op een voet bevestigd te zijn geweest. Middellijn
18 en 12.
1727. Schotel met deksel, zeer geschonden. Middellijn 3 1 .—
Not. 1868 pag. 20. Desa Glompong, distr. Bodja (Samarang).
1728. Bak in den vorm van een halven bol met vierkanten
voet. De bak is bewerkt, alsof het bamboe vlechtwerk ware. Middellijn
31.5 — Gevonden met no. 1727.
1729 en 1730. Bovenranden van bakken, die op dezelfde wijze
bewerkt waren als het vorige nummer.