
zoodat het haar met twee groote doffen naar weerszijden uitsteekt.
Aan de kin uitsteeksels als ware daar een baard; ringen bij den
schouder en aan de polsen, geene verdere versiering. Zware borsten;
de handen in biddende houding tegen elkaar gelegd en naar voren
gebracht. In den rug eene soort van leuniüg, die van boven den
vorm van twee vleugels heeft. Tzer. Hoog 9.—Yerh. Deel XXIII.
pl. 24.
695. Polynesisch beeld. Vrouwelijke figuur, neergehurkt op een
rond vormeloos voetstukje en de beide handen op de knieën gelegd.
Hoofdhaar naar achter gestreken; halssnoer, bovenarm en polsbanden.
Hoog 6.7.
696. Id. Yrouwelijke figuur, zittende op de gewone wijze, maar
de beenen zeer onduidelijk. De beide handen op de knieën; eenigs-
zins spits toeloopend hoofddeksel en geene andere versiering. Hoog
6.2. — Preanger.
696*. Id. De beide armen gekruist met de handen op dentegen-
overgestelden schouder; de beenen gekruist; kleeding en versiering
onduidelijk. Hoog 6.— Hot. 1886. pag. 2. Onderafd. Boemiajoe
(Tagal).
697. Id. Langwerpig voetstuk, staande op vier pootjes en waarop
eene figuur, die slechts tot aan de lenden toe is uitgewerkt en
met een hoog hoofdtooisel, groote oorhangers, bovenarm- en polsbanden
versierd is. De beide handen houden den gekroonden kop eener
groote slang vast, die met geopenden muil op het zelfde voetstuk
ligt; dit vasthouden schijnt eer een streelen of spelen dan bevechten
te zijn. Tzer. Hoog 1 2 .2. — Yerh. XXIH. pl. 24.
698. Id. Staande op een stoel, waarop voor devoeten van het
beeld eene zich kronkelende slang met monsterachtigen kop ligt;
het hoofd is bedekt met eene versierde muts, die met lange gebogen
punt naar achter uitsteekt; bovenarm- en polsbanden, halssnoer
en kleedje met afhangenden gordel. De beide handen, buiten
verhouding groot, zijn opgeheven en gesloten. Hoog 12.2.
IR
699. Polynesisch beeld. Zittende op een stoel met zij- en achterleuning,
en in plaats van pooten een vierkant voetstuk, waarop
aan den rechter voorhoek eene waterkruik (gendi) staat. Het linkerbeen
staat op het voetstuk en de rechtervoet ligt op de linkerknie.
De handen zijn bovenmatig groot; de linker houdt eene duif en
de rechter een rond etensbakje voor dien vogel. Hoog 9.4.
700. Id. Zittende als voren, maar met beide beenen op het
voetstuk, waarop, behalve de waterkruik van het vorige nummer,
aan den linkerhoek nog een rond potje staat. In de rechterhand de
duif, die vrij goed van vorm is, en in de linker het etensbakje
Hoog 8.
701. Id. Neergehurkt op een vierkant voetstuk ; in de linkerhand
de duif en in de rechter het etensbakje. Hoog. 7.7.
702. Id. Staande op een rond voetstuk, waarop voor en achter
een opstaand schild met leeuwenkop op het buitenvlak. Het beeld
is met ongewone versierselen overladen en de beide handen zijn
afgebroken. Yzer. Hoog 20.2.
703. Id. Staande op een vierkant voetstuk met vier pooten en
opengewerkte zijden, als uit hekwerk bestaande. Aan den achterkant
verrijst een achterstuk door verschillende krullen en bogen
gevormd, dat achter den rug en het hoofd den vorm eener glorie
aanneemt; aan den voorkant een soortgelijk hekwerk, dat door
het beeld met beide handen wordt vastgehouden. Het beeld draagt
eene hooge muts met langen cylindervormigen knop (lingga?), eene
korte broek, een klein voorschoot en verschillende versierselen. Tzer.
Hoog 17. — Yerhandelingen XXIH. pl. 23.
704. Id. Staande als het vorige en geheel daarmede overeenkomende
; alleen reikt het achterstuk slechts tot aan het midden
en is het hoofd gedekt door eene soort van kroon met ronden knop
in het midden. Tzer. Hoog 16.1.
705. Id» Zittende op een rond stoeltje zonder leuning, 'dat op