
op het kussen, terwijl het rechterbeen met den voet meestal rust op een omgevallen
of staanden pot, die zich aan den voorkant van het kussen of het*
voetstuk bevindt; tegen de zijden van het voetstuk staan of liggen ingelijks
dergelijke potten, maar in verschillend getal. De gebruikelijke zittende
houding, met beide beenen op het kussen, komt slechts één maal voor
(No. 548). De rechterhand rust op de knie en in de handpalm ligt een
langwerpig of rond knopvormig voorwerp, schijnbaar eene vrucht (zie
Bhagvanl&l No. 29, waar gezegd wordt, dat het een citroen is). De
linkerhand omklemt den hals nu1 eens van een marderachtig dier, dan weder
van een zak en daarom is het waarschijnlijk dat het altijd een zak
is , die alleen somtijds, van de geheele huid van een dier gemaakt, den
oorspronkelijken vorm heeft bewaard; tweemaal schijnt het eene slangenhuid
te zijn (No. 550 en 552). Uit den bek van het dier of de opening
van den zak hangt eene lange lus naar beneden, die waarschijnlijk het
koord moet voorstellen waarmede de zak gesloten wordt, soms doet dit
koord zich voor alsof het uit groote korrels of schij ven was gevormd, en
dan ziet het er minder uit als een koord, maar eerder alsof er eene lijvige
zelfstandigheid uit den zak vloeide; de verklaring als koord is echter
waarschijnlijk de juiste. Aan den mond der staande en liggende potten ziet
men dezelfde lussen van verschillenden vorm.
Elders wordt Koewera gewoonlijk met daemonisch voorkomen afgebeeld,
dit is hier niet het geval, maar alleen ziet men bij No. 550, dat, als van
zilver vervaardigd, het best bewaard en duidelijkst is, uitpuilende oogen.
Door Fkiedekich worden deze beelden op geheel onhoudbare gronden
Qiwa’s genoemd.
536. Koewerö,. Langwerpig gewoon kussen, gelegen op een vierkant
voetstuk, waarvan de bovenplaat aan de voorhoeken door twee
zittende leeuwtjes wordt gedragen; het achterstuk gaat tot aan de
schouders en is aan weerszijden versierd met eene lotusplant, waarboven
een olifantskop en daarop een staand leeuwtje (*); boven
het achterstuk verrijst eene ronde glorie met vlammende uitsteeksels;
de glorie wordt aan weerskanten gesteund door een vogel en
aan eiken kant is op den rand eene halve maan geweest, die thans
( * ) D it o rn am en t> een olifant of olifantskop m e t een leeuw e r W e n , k om t zoowel
b ie r als m H m d o stan zeer veelvuld.g voor en b ee ft zeker eeue sym b o lis c h e beteeke-
nis, d ie mij e c h te r nog onbekend is.
rechts is afgebroken. Gewone versierselen, zonder oepawita; in het
rechteroor een lange hanger, in het linker een spiraal als schijf
opgerold. De rechterhand houdt eene puntige vrucht, de linker
omklemt den hals van het boven omschreven dier. De rechtervoet
rust op eene omgevallen pot, die zonder steun voor tegen het kussen
ligt, uit den bek van het dier (den zak) en uit den mond van
de pot hangen lussen naar beneden, die uit groote korrels of
knoppen gevormd zijn. Aan den voorkant van het voetstuk staan
vijf potten, waarvan de beide buitenste met hooge bloem vormige
deksels zijn versierd. Hoog 22.3.— Lr. 34. Ledok (Bagelen).
537. Koewera. Kond lotuskussen met vierkant voetstuk, geen
achterstuk of glorie. Greene oepawita. In de rechterhand eene langwerpige
vrucht, in de linker het boven beschreven dier met uit den
bek neerhangende lus. De rechtervoet rust op eene half omgevallen
vaas voor het lotuskussen, waarvan drie lussen neerhangen; op het
bovenvlak van het voetstuk staat op eiken hoek zulk een vaas, tegen
de beide zijvlakken staan er telkens twee, alle met afhangende
lussen en met een krans van kleine schijfvormige voorwerpen als
voetstuk. Hoog 10.
538. Id. Ovaal lotuskussen met vierkant voetstuk; vierkant
achterstuk, met versierden rand en uitspringende hoeken, dat tot aan
den hals gaat, daarboven eene ovale glorie met zonnescherm. In de
rechterhand eene langwerpige vrucht , in de linker een zak; de rechtervoet
rust op twee boven elkander liggende omgevallen vazen of
potten; verder staan er dergelijke potten: een aan weerskanten van
het achterstuk, eeu aan weerszijde van het voetstuk en drie aan
den voorkant van het voetstuk. De zak in de linkerhand en de
verschillende potten zijn alle voorzien van de neerhangende lus
of snoer. Hoog 1 1 .4— Lr. 35. Djocjokarta.
539. Id. Lotuskussen met voetstuk; vierkant achterstuk met
versierden rand en uitspringende hoeken, daarboven eene ovale
glorie met zonnescherm. In de rechterhand eene vrucht als boven,
in de linkerhand een onduidelijk dier met afgebroken staart, uit