
ning, aan den bovenkant een afgebroken knop. Lengte 41.3, middellijn
8.4.— Not. 1865 p. 25. Galoeh (Cheribón),
971. Tongtong. Achthoekig en met versierde randen. Aan den
bovenkant een rond lotuskussen met ronde opening^in het midden,
waarin waarschijnlijk een beeld of knop is bevestigd geweest. Lengte
27.8, doorsnede 7.2. — Probolinggo.
972. Id. , geheel als het vorige nummer, maar bovendien nog
eene inscriptie (1). Lengte 26, doorsnede 7.1. —— Modjokerto.
d. Ito NOB dierklokken, aldus genoemd omdat de meeste, zoo niet
alle, bestemd zijn geweest om aan den hals van olifanten, buffels en
andere dieren te worden gedragen. Aan den bovenkant hebben ze een
ïing van verschillenden vorm en binnenin een kram, bestemd voor den
klepel, die bij vele nog aanwezig en op de vroeger beschreven wijze bevestigd
is.
973. Ronde dierklok. Bovenop is een stier, liggend op een
lotuskussen en met een ring op den rug. Hoog 12 , middellijn 9
974. Id. De stier ligt dadelijk op de klok; zijn lichaam is
doorboord met een klein gaatje, ter doorlating van een koord ter
ophanging. Hoog 8.5. - Notulen 1883 pag. 128 l\d. Bosch
Tjigareng, distr. Loeragong, afd. Koeningan ( Oheribon).
is juist, en niet zooals de Heer Holle veronderstelt,— dit zal wel zijne bedoeling zijn, —
ondersteboven geschreven; men beschouwe de letters aan de voorzijde, en daarna aan
de achterzijde onderling. Moet nu het teeken gelezen worden zooals het er staat, dan is
het ongetwijfeld een y a , zoodat de legende luidt m a ja ja n ( a K M mj ). Wat dat m a ja y u n
beteekent, en dus ook de bedoeling is mij niet bekend. De Heer H olle vertaalde
naar zijne lezing, ze als Sjendaneesch opvattende in overeenstemming met de legende op
a> er bijvoegende dat eene lezing n g a ja k a n (dat meer nieuw-Soendaneesch zou zijn) de
verklaring gemakkelijker zou maken, deze iweede legende met »uitnoodigen” (uitnoodigend),
dat wel past op een klok, die het volk hetzij naar den tempel hetzij tot iets anders
»oproept” . Anders lezende dan hij deed, verliest voor mij deze verklaring hare kracht.
B.
') Eeu legende in reliefletters waarvan het laatste gedeelte luid n im w a n . Het daaraan
voorafgaande ziet er vreemd uit. Het eerste karakter schijnt te zijn « L d. w. z. o«
( f r i ) doch ondersteboven; de twee volgende d ewa of d ep a of deha of iets dergelijks. De
letters zijn oud-Javaansche, niet gefigureerd en zeer leelijk. JJ.
975. Ronde dierklokken, Met een bloemrand om het lichaam
der klok en een dunnen ring er boven op. Hoog 9.6, middellijn
9.1.
976 — 985. Id. Alle van denzelfden vorm, maar verschillend in
grootte: de hoogte varieert van 10.5 tot 5.5 en de middellijn
van 6.9 tot 4 5. De klokken zijn fraai gepolijst, maar overigens
zonder versiering; de ringen op den top hebben den vorm van
een korten, liggenden cylinder, met twee of meer ringen omgeven.
Bij no. 979 is in den ring nog een metalen ketting zonder einde
bevestigd; dit nummer is afkomstig van Karang Kobar (Banjoe-
mas); nos. 981 — 983 zijn gevonden in de desa Sonorari, distr.
Senggoroh, afd. Malang (Pasoerosan), zie Not. 1881 pag. 114;
no. 984 is afkomstig uit Kediri, zie Not. 1877 pag. 2 l i d .
e. Ovale dierklokken. De horizontale doorsnede dezer klokken geeft
een ovaal met spitse uiteinden; om den onderkant is een smalle, dikkere
rand, die aan weerskanten eindigt in een eenigszins opwaarts gebogen punt.
Aan den bovenkant en boven den onderrand meestal een smal versierd
bandje en op de klok een ring in den vorm van een horizontalen cylinder ,
gelijk bij de vorige groep (no. 976 — 985), waarmede deze klokken,
behoudens den vorm, geheel overeenkomen.
De twee eerste nummers dezer groep kunnen alleen door een olifant
gedragen zijn, wij zien daarvan een voorbeeld bij no. 721; de volgende
door buffels en de kleinste vermoedelijk door geiten.
In Oost-Java worden zulke klokken (klontang), slechts wat minder
fraai bewerkt, ook thans nog voor buffels gebruikt, in andere deelen van
het eiland (b. v. de Preanger-Regentschappen) maakt men ze van hout
in ongeveer denzelfden vorm; het schijnt dat ook in den Hindoe-tijd deze
ovale klokken de meest gebruikelijke dierklokken zijn geweest.
986—1007. Ovale dierklokken als boven beschreven, hoog
26—7, doorsnede over de uitstekende punten van den onderrand
29.5—7.5. Op no. 986“ staat een woord in groote reliefletters O;
bij 997 is een bronzen ketting zonder einde. — No. 986 is afkomstig
Op deze klo k sta a t in p ra c h tig e , gefigureerde, o u d -Ja v a a n sc h e reliefle tte rs sahati,
d . w . z. (als h e t S a n sk rit is) '/hij overwint, hij zegeviert, hij k om t te hoven” . B.