
de punt van den wijsvinger, wat meer met no. 602° overeenkomt; het
is echter niet zeker of dit onderscheid wel geheel afdoende is.
In Tibet worden weder Wadjradhara en Wadjrapani verwisseld; onder een
van deze twee namen wordt daar namelijk naast Awalokitegwara en Man-
djoetjn een derde Bodhisatwa gesteld, de eerste vertegenwoordigt dan de
hoogste liefde, de tweede de hoogste wijsheid en deze derde de hoogste 'kracht
en macht (verg. Koeppen , Religion des Boeddha II pag. 25).
Eindelijk komt Oldfield (Deel II pag. 234) ons vertellen, dat Wadjradhara
een der oudere Manoeshi-Boeddha’s is (an early mortal Buddha).
Niet zeker wetende, met wien wij hier te doen hebben, noem ik deze
drie beelden Wadjrasatwa, mij richtende naar tle vaak gereleveerde overeenkomst
met Nepal, waar deze zekerlijk het meest op den voorgrond treedt.
602“. Wadjrasatwa. Ovaal lotuskussen op vierkant voetstuk;
los hartvormig achterstuk met zonnescherm. Aan de beide voorhoeken
van het voetstuk een zittende leeuw en daartusschen in het
midden van het voorvlak een olifantskop. Het hoofd is naar de
linkerzijde gebogen. De rechterhand voor de borst'en daarin eene
horizontaal liggende wadjra; de linkerhand op de heup met eene
naar achter gekeerde schel, waarvan het handvat als eene wadjra
eindigt (zie de tempelschellen der verzameling). Hoog 13.9.
602'h ld. Ovaal lotuskussen op drie pooten en ovale glorie met
vlammenrand achter het hoofd. Achter aan het kussen een oog ter
opname van het achterstuk, dat nu ontbreekt. Handen als het
vorige nummer. Hoog 19. — Not 1884 pag. 119. Desa Ran-
doedongkal, distr. Mandiradja, afd. Pamalang (Tagal).
602c. ld. Rond lotuskussen op vierkant voetstuk, opengewerkte
glorie met versierden rand. Op het voorhoofd een rond uitstekend
knopje. De linkerhand als boven; de rechter voor het lijf en daarin
eene rechtop staande wadjra, die aan den onderkant geene punten
heeft, maar in een steel uitloopt (verg. no. 563). Hoog 14.9.
IX . BODHISATWA’S.
Tot mijn leedwezen moet ik erkennen, dat ik bij de bepaling der
beelden van deze groep weder in hooge mate de gewenschte zekerheid moe
missen. Als algemeen kenmerk dient de bloemstengel in de linkerhand,
die langs den arm naar boven loopt, zoodat de bloem aan den schouder
komt, wat wij op pag. 79 als een gewoon symbool bij de Bodhisatwa’s
hebben leeren kennen, maar wat ook bij anderen gevonden wordt.
Komt daarbij het beeldje van Amitabha in het hoofdtooisel, dan wel meer
dan twee armen, dan mogen we vertrouwen, dat Padmapani of Awa-
lokitecwara bedoeld is. De beelden, bij welke deze twee laatste kenmerken
ontbreken, zijn genomen als Bodhisatwa’s in het algemeen, maar
missen aanwijzingen voor nadere bepaling, zoodat ze zoowel Padmapani
als een der andere kunnen voorstellen. Opmerking verdient het, dat geen
der andere Bodhisatwa’s met het beeld van zijnen Dhyani-Boeddha in het
hoofdtooisel voorkomt; ook op de basreliëfs van Boroboedoer is dit het
geval, ten minste te oordeelen naar de teekeningen in het werk van Dr.
Leemans; toen ik het monument zelf bezocht, heb ik verzuimd op deze
bijzonderheid te letten.
Niet alle beelden dezer groep vertoonen de aangegeven kenmerken; zij
zijn dan alleen hier geplaatst op grond der overeenkomst in andere opzichten,
die zij met de overige vertoonen; deze naderen dan meer tot
die, welke bij de steenen beelden onder de onbekende (groep XII V) zijn
geplaatst, hetgeen ik hier niet gedaan heb, omdat ze zich natuurlijk aansluiten
bij die, welke door voldoend zekere kenmerken wel kunnen bepaald
worden.
Een verdere bron van onzekerheid is dat Qiwa, gelijk op pag. 145 en bij
no. 509 is gebleken, eveneens het beeld van Amitabha in het hoofdtooisel
kan voeren, terwijl hij zoowel met vier armen, als met slechts twee voorkomt
en eindelijk vaak als eenig kenmerk een lotusbloem in de linkerhand draagt,
die even als bij onze Bodhisatwa’s langs den arm naar den schouder loopt;
het is dus niet onmogelijk, dat enkele der volgende beelden Qiwa voorstellen.
De beelden dezer groep dragen alle het meer beschreven godenornaat;
zij zitten op de gewone wijze of met het rechterbeen afhangend, dan wel
ze komen in staande houding voor.
603. Padmapani. Zittende op een ovaal lotuskussen, waaronder
een vierkant voetstuk; achter steekt in het kussen eene losse glorie,
rond en omringd met een krans van vlammen en waaraan boven
nog de arm van het zonnescherm aanwezig is. In het hoofdtooisel
Amitabha. Het linkerbeen ligt op het kussen, het rechter hangt
12„