
gestrekt, de andere vingers gesloten; de linkerhand hangt ledig
naast het lichaam neer. Zware vormen en boven den neuswortel
eene kleine verhevenheid. Hoog 7 9 .— Ik. 172. Soerabaja.
293. Onbekend beeld {gewoon type). Staande op eene eenvoudige
steenplaat, met achterstuk en zonder glorie. Versiering schijnbaar
gewoon, maar onduidelijk De rechtervoet is hoog opgeheven
(dansend?), de rechterhand in de hoogte gestoken, de linker houdt
het kleed vast. Achter het rechterbeen, tegen het achterstuk, eene
knots. Hoog 39. — Collectie Scheepmaker.
294. Id. Staande op een lotuskussen met achterstuk waarop
stralen zijn uitgehouwen; zwaarlijvig, met grooten mond en uitstekende
tanden (Kala?). Gewone versiering, behalve het hoofdtooisel,
dat van bijzonderen vorm en weinig verheven is. De beide handen
voor de borst met een conisch voorwerp er in, de linkerhand onder
en de rechter boven. Hoog 46. — Collectie Scheepmaker.
295. Id. Bene vrouw staande op eene gewone steenplaat als
voetstuk, met achterstuk en zonder glorie. Het haar plat
en stijf als eene pruik tegen de zijden en den achterkant van
het hoofd. Verdere versierselen alleen oorhangers en polsbanden’
om het midden een kleedje met zware horizontale strepen, dat tot
op de voeten afhangt. Het beeld is van eene ruwe bewerking en
zeer afgesleten. Aan den achterkant van het ruggestuk eene inscriptie
en in het midden daarvan een visch, die met zijn bek tegen
eene zon aanligt. Hoog 68. —- Tijds. V. p. 430. Penampikan
(Kediri). (*).
f 1) De inscriptie aan de achterzijde moet, naar de vormen der letters te
oordeelen, van jongere . dagteekening : zijn. Haar te ontcijferen is mij nog niet
gelukt, evenmin als mij tot dusverre het schrift duidelijk is geworden van . een. steen in
het Museum (crbifikalaltt 1883, wit (klein) nommer 8), dien ik juist om dat schrift
aanzie voor den steen dien wij tegelijk met het heeld waarvan hier gesproken wordt,
vermeld vinden in Tijdschr. Ind. T. E. en Vk., V. 430, en dus ook van Penampikan
afkomstig zijn zou. Een derde inscriptie van deze Tjandi, die op een steen staat
welke zich ook nu nog ter plaatse bevindt,— zie Inventaris der afdrukken van beschreven
296. Onbekend beeld {gewoon type). Voorstellende eene vrouw
die geknield ligt op een zeer ruw voetstuk, met dergelijk achterstuk
en zonder glorie. Gewone versierselen, alleen ontbreekt het
hooge hoofdtooisel en is het zware haar van af het diadeem naar
achter gestreken. Tn de rechterhand eene zware bloemknop, terwijl
de linker op de heup de oepawita vasthoudt. Hoog 76. Madioen.
296 a. Id. Vrouw, zittende op een lotuskussen; gewone versiering;
het haar is achter het hoofd naar weerskanten als eene glorie gearrangeerd.
Twee armen; de beide polsen rusten op de dijen en de
naar voren gestoken handen zijn afgebroken. Hoog 6 5 .— Not.
1883 pag. 59. Oostzijde der havenwerken van Tandjong Priok
(Batavia).
297. Id. Zwaarlijvige vrouwenfiguur, liggende op de rechterknie,
terwijl de linkervoet op den grond staat; gewone steenplaat
zonder achterstuk' of glorie. Zwaar hoofdhaar, op ongewone
wijze opgemaakt. Diadeem, schijfvormige oorringen, sieraad om den
hals en onder de borst, bovenarm-, pols-en enkelringen. De kleeding
van het benedendeel des lichaams is onduidelijk. De mond is eenigs-
zins geopend, zoodat de tanden zichtbaar zijn; slagtanden ontbreken,
maar de tand boven den neuswortel schijnt aanwezig te zijn , verder
heeft het gelaat niet het schrikwekkende der rakshasa’s. De
rechterhand houdt een knop (vrucht?) tusschen de beide borsten,
de linker ligt voor tegen het been. Vervaardigd van zeer poreuse
en lichte andesiet-tuf met rosé tint. Hoog 58.
298. Id. Bene vrouw staande op eene eenvoudige steenplaat als
voetstuk, zonder achterstuk en glorie, alleen is de achterkant van het
geheele beeld met arabesken versierd. De bewerking is ruw en het
steeuen, welke zich als nog in het bezit vauhet Genootschap bevinden, No. 31, inNot.
XIV (1876) Bijlage,.— werd door mij nog niet nader onderzocht. Behalve op de daar genoemde
voorzijde is die steen ook beschreven op de rechterzijde, zoomede voor een gedeelte
op den achterkant. Ook van het t. a. p. niet genoemde gedeelte van dien steen zijn
afdrukken in ’t Museum voorhanden. &