
1739'. Schaaltjes, een paar, eenigszins zwaarder. Middellijn 14.—
Herkomst als 1739®.
1740. Schaal zonder versiering, dan alleen een rand van knopjes
om den bovenkant, van onder een smalle ring als voet. Hoog
4.5, middellijn 26.
Op den rand staat eene Arabische inscriptie, omtrent welke Mr.
L. W. C. Van den Berg het volgende aanteekent:
»De inscriptie luidt: ^ maa Ü» UIj aaJ I
zijn weefsel geheel gereed is, beschouwde als afgewerkt). Dit is de plaats waar hij verbrand
werd. E n z .”
Bij deze vertaling moet worden opgemerkt dat in het oorspronkelijk de zin even onduidelijk
is, want welke taruJcan, of wat hier eigenlijk met tarukan bedoeld is blijkt niet;
evenmin als het zeker'is of mamgataken sig i, zooals het door mij is verklaard, wel op
de juiste wijze is opgevat. Mogelijk mag men het achten, daar dit in het verhand
past en vandaar mijne toelichting tusschen haakjes, dat deze uitdrukking, die mij van
elders niet bekend is, iets beteekenen moet als ons »zijn levensdraad afsnijden”, doch
met een anderen metaphoor, — in het nieuw-Javaansch zegt men megal 7iaw/x, — en deze
zou met het oog op de Hindu voorstellingen van het verhand tusschen leven en dood, ontstaan
en vergaan zeer juist zijn, in zoover als hier sprake schijnt een van persoon (men.
vgl. de plaatjes onder no. 791) die na vrijwillig den dood hoven het leven (hij hem een
weefsel, dat nog verder kan worden voortgezet) te hebben verkozen, te niet heeft gedaan
wat hem menschelijker wijze gesproken vaa het leven nog restte (de nog overschietende
einden van de draden der schering, waarin de inslag nog niet was aangebracht), waarna
hij verbrand is ter plaatse waar deze verbrandingsteen (naar ons taaleigen grafsteen) is
opgesteld.
Het laatste gedeelte is door mij onvertaald gelaten, want de bedoeling is geenszins
duidelijk. De woorden kunnen op verschillende wijzen gescheiden en met elkander
verbonden worden. Indien er evenwel, wat misschien later blijken kan, als ons een
soortgelijk legende waarvan de zin van zelf spreekt bekend zal zijn geworden, het hyang
kaki (of rahgang kaki) beantwoordt aan het bhatdra kaki van de heide borden, dan zouden
wij in dit opschrift een derde voorbeeld hebben van dezen uitdrukking, en als
zoodanig behoort het in éénen adem met deze genoemd te worden.
Wat de namen der zilver- en goud-gewichten aangaat, die in abbreviaturen zijn aangegeven,
hier is het de plaats niet daarover uitvoeriger te worden.
De misspellingen in de legenden zijn tusschen haakjes verbeterd. Den vorm brat, in
plaats van oud-Jav. bwat of wwat, nieuw-Jav. bot en wrat, ontmoet men ook in andere
oud-Javaansche oorkonden.
B
d. i. De Sajjid ’Othman Basja. Jaar 1188 der H. = 4 Maart
1774 — 3 Maart 1775 van onze jaartelling. De Kapitein der Arabieren
alhier Mohammad bin Hasan Babahir en Sajjid ’Othman
BIN ’Abd Allah bin J ahja deelen mij mede, dat men dergelijke
schotels te Mekka dagelijks gebruikt om het eten in op te brengen,
doch dat er nog een metalen deksel aan ontbreekt.”
1740®. Id. met eene kegelvormige verhevenheid in het midden,
hoog 5, middellijn 16. Bijna geheel bedekt met Arabische inscripties,
waarover Mr. L. W. C. van den Berg mij het volgende mededeelt:
»Band: Koran XXXYI: 1 — 5.
Binnenkant: (a) langs den rand: het eerste gedeelte Van de Mo-
hammedaansche geloofsbelijdenis: //Er is geen god dan Allah” , vele
malen herhaald, (b) medaillons: de drie laatste hoofdstukken van
den Koran, (c) bodem: onleesbaar.
Buitenkant: (a) langs den boven rand = den binnenkant sub (a),
(b) medaillons : Koran I en X V I I : 83, (c) langs den benedenrand
== (a).
Door de Mohammedanen wordt aan het eten of drinken uit een
aldus beschreven schotel wonderdadige geneeskracht toegeschreven.
Sajjid ’Othman bin ’Abd Allah bin J ahja deelt mij mede,
dat hij eenige jaren geleden een dergelijken schotel heeft gezien>
die uit Atjeh afkomstig was, en ik onderstel op grond van dien
dat dit ook wel met dezen het geval zal zijn. De vorm althans
is op Java ongewoon. Het slechte [schrift en de taalfouten in de
inscripties doen mij vermoeden, dat bedoelde inscripties niet het werk
van een Arabier zijn.”
1741. Bord met platten bodem en breeden rand. Middellijn aan
den rand 2 7 .5 .— Not. 1882 pag. 846. Land Sinagar, afd. Soe-
kaboemi (Preanger).
1741«. Id. 2 stuks. Het grootste onversierd; het tweede van
binnen met banden van concentrische cirkels, beide fraai groen geëmailleerd.
Middellijn 35 en 34.