
voetstuk. Drie der rechterhanden zijn afgebroken, alleen de voorhand
is over en ligt op het hoofd van den asoera; in de linkerhanden
schelp, hoog, knods en staart van den buffel. Hoog 6 3 .—
Not. 1879 pag. 183. afd. Tjitjalengka (Preanger).
152. Doerga. Tien armen: aan den rechterkant is de bovenarm
afgebroken, in de volgende handen ziet men speer, mes, pijl en
kort zwaard. De voorwerpen in de linkerhanden zijn alle onduidelijk.—
De tijger van Doerga is op den rug van den buffel gesprongen
en bezig hem te verscheuren, de godin staat op dezen
tijger. Tegen het achterstuk aan weerskanten lotusplanten. Hoog
81. — Diëng.
153. Id. Met een hoog hoofdtooisel van bijzonderen vorm,
gelijkende op die van 81,277 en 278 en daarmede gevonden. Ook
de steensoort komt met die van deze beelden overeen, zijnde dit
vermoedelijk zandsteen. Even als het vorige beeld heeft ook dit
Hen armen, in de rechterhanden tjakra, zwaard, knods, pijl en
staart van den buffel; in de linkerhanden olifantshaak, schild , boog,
speer en kort tweesnijdend zwaard. Hoog 113.— Not. I. pag.
46. Brebes (Tagal).
15 3". Id. Met eenvoudige steenplaat als voetstuk en achterstuk,
zonder lotuskussen en glorie. Staande op den buffel, wiens kop
rechts ligt; vier armen; in de achterhanden rechts de tjakra en links
de schelp; de voorhanden houden rechts het hoofdhaar van den
asoera en links den staart van den buffel. Hoog 85. — Not 1883
pag. 136. Wonosobo (Bagelen).
c. Kali, MahaKalI on BhairawI. Van deze voorstelling zijn drie beelden
voorhanden, waarvan de twee eerste volstrekt niet herinneren aan de
afgrijselijke vormen, welke men in Hindostan vaak aan deze godin heeft
gegeven, terwijl dit met het derde wel het geval is.
154. Kali. Zittend op lotuskussen, met achterstuk en glorie.
Gewone versierselen als vroeger beschreven; de oepawita wordt door
doodshoofden gevormd en m het hoofdtooisel heeft men de halve
maan met het doodshoofd. Onder de beenen der godin ligt een
menschelijk lichaam, waarschijnlijk het lijk van een offer. Twee
armen; in de rechterhand, die geopend op het been lig t, ziet men
een plat voorwerp, dat of de rozet of misschien het schaaltje voor
het offerbloed verbeelden moet; de vorm er van pleit echter meer voor
het eerste. De linkerhand houdt den drietand, die tegen het achterstuk
is uitgebeiteld. Aan of achter den drietand hangen onduidelijke
voorwerpen. Hoog 5 8 .— Er. 125. Samarang. ( ')
155. Kali. Dit beeld, dat bijzonder fraai bewerkt en buitengewoon
goed bewaard gebleven is , zit op een halfrond lotuskussen,
gelegen op een hoog vierkant voetstuk, met een achterstuk waarvan
de zijden den vorm van kolommen aannemen, en glorie. Voetstuk
en achterstuk zijn eveneens zeer fraai bewerkt en van geheel
ongewonen vorm.
Het beeld is op gewone wijze versierd, en mist alleen de oepawita.
Drie hoofden en vier armen; in de rechterachterhnnd een kort
tweesnijdend mes, de rechtervoorhand is afgebroken; in de linker-
achterhand de drietand in den vorm eener bloemknop, in de linker-
voorhand, die geopend voor het lijf wordt gehouden, het bloed-
schaaltje (patra). Voor tegen het voetstuk is een tijger afgebeeld.
Wat voor beteekenis men aan de drie hoofden moet hechten, is mij
niet bekend (*), maar op grond der overige kenteekenen is er geen
twijfel aan dat wë hier een Kali-beeld voor ons hebben. Hoog 92.
Dit beeld is vervaardigd van fijnkorreligen zandsteen en gevonden
in een tuin te Batavia, afkomst geheel en al onbekend.
155«. Id. Monsterachtig gelaat, met uitpuilende oogen, zware
lippen, geopenden mond en uitstekende handen. Groote hangende
( ') E r edericii meent dat de liggende figuur onder de godin waarschijnlijk (,'iwa moet
voorstellen (vergelijk no. 516), maar het komt mij juister voor daarin het lijk van een
offer te zien, ook naar aanleiding van een beeld in het Leidsche museum, [zie Reuvens,
verhandeling enz. plaat VII. no. 1), welk KAll-beeld op twee menschelijke figuren zit,
even als het onze op één.
(s) Vergelijk echter 518a, waar wij (jiwa met drie hooiden voorge3teld zien.