
den aard der zaak legio, maar van hen sprekende, bedoelt men gewoonlijk
de laatste zeven, namelijk:
< Wipagyi,
' Qikhi,
Wigwabhoê,
Krakoetjanda,
Kanakamoeni,
Kdgyapa en
gdkya.
Zij worden afgebeeld geheel op de wijze van de Dhyani-Boeddha s, maar
zonder hunne dragers en symbolen, soms echter met twee leeuwen tegen
het voetstuk, terwijl de houding der handen (moedra) gewoonlijk met die
van Akshobhya overeenkomt, vaak evenwel vertoonen zij ook de andere
moedra’s b. v. volgens Hodgson, Essays pag. 135 en op de basreliëfs
van Boroboedoer, die het leven van Qakyamoeni voorstellen. Voorts worden
de Manoeshi-Boeddha’s ook zittende, met de beenen vóór den zetel
neerhangend, en staande afgebeeld, wat bij de Dhyani-Boeddha s nooit
schijnt voor te komen. Eindelijk is hunne kleur geel, voor het geval die
wordt aangegeven.
Onder de Manoeshi-Boeddha’s is Q&kya de eerste en de eenige, die eigent-
lijk voor rechtstreeksche vereering in aanmerking komt. Dit ligt trouwens
voor de hand, daar hij de laatst opgetreden Boeddha is, als zoodanig den
grondslag van het gelieele stelsel uitmaakt en de Boeddha bij uitnemendheid
is. Op het monument van Boroboedoer is dan ook op de basreliëfs
van de laagste galerij eene geheele voorstelling van zijn leven gegeven.
De geschiedenis verhaalt van hem, dat hij oorspronkelijk onder den
naam van Siddhartha een zoon was van den koning van Kapilawastu,
een klein rijkje in het noordoosten van Hindostan gelegen, en 5 a 6 honderd
jaar vóór Christus leefde. Als Boeddha wordt hij ook Gautama,
(Jdkyanioeni en gdkyasinha genoemd. '
Voor de verhouding der Manoeshi-Boeddba s tot Adiboeddha en de
Dhyani-Boeddha’s bestaan verschillende opvattingen; Bhagvanlal vermeldt,
dat //Q&kyamuni and the other preceding Buddhas were ansas — a sort
of avataras of Adibuddha”, terwijl Hodgson. (Sketch of Buddhism in
Transactions of the Royal Asiatic Society, vol II pag,.239) het denkbeeld
van awatara (descent) stellig weerspreekt en aan de Manoeshi-Boeddha’s
eene zelfstandige wording, schijnt toe te schrijven, eene voorstelling die
ook door Oldfield (vol II pag. 118) wordt gegeven. Anderen daarentegen
beschouwen de Manoeshi-Boeddha’s als emanaties der Dhyani-Boeddha’s
ieder dezer heeft er. één, zoodat het getal tot vijf teruggebracht wordt;
de drie eersten van de boven opgenoemde serie vallen dan weg, terwijl
Maitreya er bij komt, en wel als de toekomstige Boeddha, de opvolger
van Qakyamoeni, in welke hoedanigheid hij door de voorstanders van het
zevental nog slechts als Bodhisatwa (wordende Boeddha) beschouwd wordt.
Men krijgt dan het volgende vijftal:
1. Krakoetjanda,
2. Kanakamoeni,
3. Kdgyapa,
4. gdkyamoeni en
5. Maitreya.
(zie Koeppen, Religion des Buddha, II p. 26; Rhys Davids, Buddhism
pag. 204; Beal, Catena pag. 115). Voor zoover mijne bronnen mij toelaten
daarover te oordeelen, schijnt men zich in Nepal aan de voorstelling
van 7 Manoeshi-Boeddha’s te houden; in China zijn beide opvattingen bekend,
maar het stelsel van 5, dat als van lateren datum beschouwd wordt,
is daar het meest gangbaar, gelijk dan ook Maitreya, hoewel men weet,
dat hij nog Bodhisatwa is, nooit anders dan Maitreya-Boeddha 5 S 1 f #
wordt genoemd.
Aan de vereering van Qakyamoeni als den voornaamsten der Manoeshi-
Boeddha's, als den Boeddha, sluit zich aan het eveneens oud-Boeddhistische
begrip zijner vereering in drievuldigen vorm, als Boeddha, den Wijze,
Bharma, de Wet en Sangha, de Kerk, of, zooals de Chineezen dit uitdrukken
, de Intelligentie , de Afspiegeling daarvan in de Leer m ,en de Prac-
tijk in de kerk of gemeente EH .Dit drietal, Triratna — de drie kleinooden,
wordt door alle Boeddhisten veelvuldig afgebeeld en vereerd. In Nepal is
de voorstelling als volgt (Hodgson , Transactions of the Royal Asiatic
Society, vol II en Oldfield II pag. 158): de drie beelden naast elkaar
in zittende houding; in het midden, dat de eerste plaats is , Boeddha of
Dharma, naar gelang van secte en opvatting. Boeddha als. boven beschreven.
Dharma als eene vrouw in goden-ornaat met vier armen; de voorhanden
voor de borst als boven Wairotjana, in de achterbanden rechts een
bidsnoer en links een boek of lotus. Sangha als man, verder soms als
Dharma, maar meestal slechts met twee armen en dan in elke hand een
lotusstengel, waarvan de bloem naast den schouder staat. Met verschillende
variaties schijnen de Triratna-afbeeklingen elders in hoofdzaak hiermede
overeen te komen, in China echter heb ik ze soms door drie Boed-
dha-beelden zonder eenig verschil en van dezelfde grootte voorgesteld ge