
beeld bovendien sterk afgesleten; voor zoover zichtbaar draagt het
de gewone versierselen en kleeding. De figuur is sterk naar den
linkerkant gebogen, waar zij met de hand rust op eene massa, die
met dezelfde arabesken als de rug versierd is. De rechterhand is
teruggeslagen en rust geopend op den schouder, als om iets te werpen.
Hoog 83. — Madioen.
299. Onbekend beeld (gexooon type). Eene vrouw zittende op
eene gewone steenplaat als voetstuk, zonder achterstuk en glorie.
Gewone versierselen zonder oepawita, de haartooi is gelijk aan
dien bij no. 284 — 286, en over den linkerarm loopt een doek
(slendang), die zoo het schijnt ook over den rug en onder de borst
doorgaat. De linkerhand rust op de knie ; de rechterhand ligt dwars
voor de borst en houdt aan een langen steel een plat voorwerp,
dat op den linker schouder rust. Hoog 52.
300. Id: Zittende in eene nis, die van boven iets ingebogen
is en met versierden rand, die wel een stralenkrans zal moeten
voorstellen. Het hoofd ia bedekt met een plat aanliggende
muts en met een aantal strikken omgeven; groote oorknoppen en
geene andere versiering. De linkerhand geopend in den schoot,
de rechterhand plat voor tegen het lichaam, met een bidsnoer, dat
tot op de linker naar beneden hangt. Hoog 45.
301. Id. Zittende in eene nis als het vorige nummer, maar
die van boven eenigszins puntig uitloopt. Knoppen in de ooren
en geene andeie versierselen. Het hoofdhaar is naar achter gestreken,
maar op het midden van het hoofd in een wrong gebonden, terwijl
twee zware lokken over de schouders afhangen. Op den achtergrond,
aan weerskanten van het hoofd, twee rozetten. Hoo<* 46.
301°. Id. Zittende op een lotuskussen'; als eenige versiering
de oepawita en een groote tulband op het achterhoofd; de rechterhand
vóór de borst met een lang bidsnoer, dat op de in den schoot
liggende linkerhand neerhangt. Hoog 69. — Zulk eene figuur met
T Z X
een tulband wordt ook gevonden te Buitenzorg, zie n°. 9 der foto-
grafiën van Javaansche oudheden door J. van Kinsbergen en komt
ook op Boroboedoer voor op een der basreliëfs, dat ik echter tot
mijn leedwezen op het oógenblik niet terugvinden kan.
302. Onbekend beeld (gewoon type). Kop met buste, onder
de borst afgebroken, het benedengedeelte ontbreekt. Boven het
voorhoofd een eenvoudige band, de haren naar achter gestreken
en op den rug afhangende, op de kruin de rozet. Groote schijfvormige
oorringen, halsketen, oepawita en band onder de borst. De
beide armen zijn dicht bij den schouder afgebroken. Hoog 39. —
Not. 1863 pag. 291. Samarang.
303. Id. Kop met gewone versieringen', knevel en ovale glorie
met versierden rand. Hoewel van onder geschonden schijnt het dat
deze kop niet van een lichaam is afgebroken, maar op zich zelf
tot versiering aan een tempel heeft gediend. Hoog 26.— Diëng.
304. Id. Als boven, maar zonder knevel, iets grooter en met
eenigszins andere versiering. —Diëng.
305. Id. Afgebroken kop met gewone versiering; op den top
van het hoofdtooisel de rozet, waaruit de knop weggebroken is;
later is ter plaatse een gat geboord, dat tot onder doorloopt.
Hoog 20.
306. Id. Afgebroken kop met zeer fraai hoog hoofdtooisel-
Hoog 35.-— Collectie Scheepmaker.
c. Onbekende beelden, welker voorstelling geheel afwijkt van de gewone
Hindoe-Javaansche typen. Sommige zijn waarschijnlijk fantasiebeelden,
andere stammen vermoedelijk uit een later tijdperk, toen door het
verminderen of ophouden der immigratie nit Hindostan de beschaving en de
kunst achteruit gegaan waren, het inheemsche element in kracht toenam
en wellicht door den invloed van dat element oorspronkelijk Javaansche
of daarnaar gewijzigde godenvormen meer op den voorgrond traden. Deze