
iets dergelijks, waarvan het boveneinde is afgebroken. Geen
band onder de borst. Het beeld is even beneden de knieën afgebroken
en het onderste gedeelte ontbreekt. Hoog 87.5.— Pr. 99.
Samarang.
62. Oiwa als Goeroe. Zwaarlijvige gestalte met baard en knevel.
Afhangende armen; in de rechterhand het bidsnoer, in de linker
de waterkruik. Op het achterstuk rechts de drietand ,; links een
pot of vaas ter hoogte van het midden. Geen band onder de borst.
Hoog 58.
63. Id. Zwaarlijvige gestalte met baard en knevel. In plaats
van diadeem een gewoon band boven het voorhoofd en de andere
versieringen eveneens bijzonder eenvoudig. Geen band onder de borst
en de oepawita alleen door onduidelijke lijnen aangegeven. De
rechterhand voor de borst met het bidsnoer, in de naast het lig-
chaam afhangende linkerhand de waterkruik; op den linkerschouder
de waaier aan een koord. Rechts tegen het achterstuk de drietand
en links op het voetstuk een klein vaasje, waaruit een lotusplant
ópschiet. Links; op het achterstuk en naast de glorie, eene Sanscrit
inscriptie, waarover zie de inleiding tot de Oiva-groep. Hoog
153. — Eriederich 145. Singosari, afd. Malang (Pasoeroean). (!)
( !) Boven aan de voorzijde links ’bevindt zich een legende in Nagan-karakters, waarover
men zie Verh. Bat. Gen. Dl. X XIII, terwijl een facsimile ervan te vinden is
Verh. XXI, plaat 17, en llaffles, Hist. of Java (1817), I I, 42. Die legende luidt
f f :» doei door afbrokkelen van den steen ontbreken de visarga, de
* en de vertikale streep der IJ; te oordeelen naar bet facsimile is dit af brokkelen geschied
na Raffles’s tijd. Daaronder bevint zich een teeken, van mystischen aard naar waarschijnlijkheid,
waarvan ook mij de beteekenis niet bekend is.
De eigenaardige spelling in plaats van verdient opmerking.
In' aanmerking nemende dat gev oonlijk, als in onze koloniën gevonden opschriften met
N&gari-schrift geschreven zijn, de inbond van die opschriften van Buddhistiscben aard
is, moet men de vraag stellen of ook dit beeld niet van Buddhistiscben oorsprong
is, waaraan vroeger .niet schijnt gedacht te zijn Voor den Buddhistischen
oorsprong van dit Trnawindumaharsi-beeld kan en moet verder worden aangehaald,
dat van de plaats vanwaar dit beeld werd overgebracht naar Batavia, ook’een ander beeld
64. Qiwa als Goeroe. Gestalte en versiering overeenkomende met
het vorige beeld; het ondergedeelte van het gelaat is afgebroken en
afkomstig is, dat naar Engeland is gevoerd en hetwelk ontegenzeggelijk Buddhhtisch is
Bedoeld is het beeld van Bhar&li M&maki, > de 9akti val1 deu Dhyftnibuddha
Ratnasambhawa (z. Welson’s Essays, ed. by Dr. 11. Rost, II, 12 not. 2; Hodgson,
Essays, bl. 59), waarvan men een afbeelding vinden kan in Raffles, Hist. of Java, 1817,
II, 54. Ook hier vindt men de legende, die vermeldt welke persoon het beeld voorstelt,
boven aan de voorzijde in Nagarï-type, en precies op dezelfde wijze zijn ook de namen
van. Dhy&nibuddha’s enz. in Nagarïschrift aangebracht op verscheidene heelden aan de
Tjandi Toempang in het Malangsche, gelijk men. zien kan in Eriederich’s "Over inscripties
van Java en Sumatra”, Verh. Bat. Gen. XXVI, bl. 7 vlgg., waar ter plaatse men ook
de facsimiles van deze legenden vinden kan.
Doch al is de Bnddhistische aard van het beeld No. 63 dus zeer waarschijnlijk, welke
plaats Bhagawan Trnawindumaharsih gij zoo staat er namelijk en geenszins Trnawindur
maharsih zooals P iuedekich beeft willen lezen en verklaren in bet op Java voorkomende
zeer ontwikkelde Bnddhistische (mahay an istisch e) geloofssysteem inneemt, hoe hij nog
anders genoemd- zou kunnen worden, en in welke verhouding hij staat tot andere góden
en godinnen, is mij, daar de hier toégankelijke bronnen voor het Buddhisme daarover
geen licht of nog geen licht geven, niet doenlijk geweest uit te maken. Het vermoeden
door den Heer Groenevei.dt hierboven omtrent dit beeld uitgesproken zal zooals het
daar geformuleerd is een gereede-aanleiding kunnen zijn tot een nader uitgebreid onderzoek,
waarvan de uitkomst mogelijk wezen kan, dat de godheid, dien anderen (jiwa, I-
cwara enz., enz. plegen te noemen, opgevat als Mahagurn in het systeem der Buddhis-
ten dén hij zonderen naam draagt van Bhagawan Trnavvindumaharsi , evenals Ciwa
daar in zijne uiting als Mahadewa zooals schijnt S i n gh arm thalok er;wara genoemd wordt.
Of er verder al dan niet verhand bestaat tnsschen den in de Sanskrit literatuur (bijv.
Mah&bh&rata, Wisnupur&na enz.) genoemden koning en rsi Trnawindu en den door dit
beeld verbeelden Bhagawan Trnawindutnaharsi kan evenzoo nog niet worden beslist.
Aangenomen dat ons beeld Buddhistisch is, zal het epitheton bhagawan ons niet mogen
weerhouden in het genoemde beeld eene godheid, zelfs van hoogeren rang, te zien,
zooals blijken kan uit de door mij in 'I ijdschr. T. L. en Yk., XXXI, 240 vlgg. bekend
gemaakte Buddhistische inscriptie van Tjandi Kalasan, terwijl daarop ook wijst de omstandigheid
dat alle tot nog toé op Java gevonden heelden waarop soortgelijke Nagari legenden
te lezen zijn:— men vond ze slechts op Oost-Java — voorstellingen zijn van Dhya-
nihuddha’s, enz.
Wat te slotte den tijd betreft waaruit dit ook om zijne geheimzinnigheid zoo belangrijke
beeld dagteekenen kan, diene nog het volgende. Afgaande op de vormen der letters
mag men veronderstellen dat de opschriften op de genoemde godenbeelden, vermoedelijk
dus ook die heelden zelf, dagteekenen uit een tijd die hetrekkelijk veel jonger zijn moet dan
die waaruit dat evenzoo reeds genoemde opschrift van Kalssan afkomstig is. Dat opschrift