
260. Onbekend beeld {gewoon type). Staande op halfronde steenplaat
als voetstuk, met achterstuk en glorie. Gewone versierselen.
Tier armen; de beide voorarmen afgebroken en de achterhanden
zwaar geschonden. Het geheele beeld zeer afgesleten en onduidelijk.
Hoog 64..
261. Id. Staande op een afgebroken voetstuk, met een waaiervormig
achterstuk en glorie. Schijnbaar gewone versierselen, maar
alles afgesleteu en onduidelijk. Tier armen; in de achterhanden
niet te herkennen voorwerpen, de rechtervoorband hangt naast het
lichaam af, terwijl de linker op de borst rust. Hoog 61.
262. Id. Staande op een lotuskussen met achterstuk en glorie.
Gewone versiering; alleen loopt de oepawita van den redder schouder
naar de linkerzijde. Tier armen, de rechtervoorband afgebroken
en in de linkerachterhand de vliegenwaaier; overigens onduidelijk.
Hoog 66,5. — Collectie Scheepmaker.
263. Id. Zittende op lotuskussen, met achterstuk en glorie.
Gewone versierselen zonder oepawita. Twee handen, beide geopend
op de knie en in elk een rozet. Rechts, aan den rand der glorie,
ligt een niet te bepalen voorwerp. Hoog 56 (*).
264. ld. Zittend op lotuskussen, met achterstuk en glorie; tus-
schen den rug en het achterstuk ligt nog een versierd kussen.
Gewone versiering zonder band onder de borst. Dg beide handen
geopend op de knieën en in elke hand een rozet (onduidelijk).
Hoog 57.
265. ld. Zittend op lotuskussen met achterstuk, terwijl de
glorie, zoowel als het hoofd van het beeld, afgebroken zijn; aan
de rechter zijde boven aan het achterstuk ziet men nog een stuk
eener halve maan met de hoornen opwaarts, die achter het hoofd
gelegen heeft. Gewone versiering. De beide handen geopend op
de knieën met een rozet er in. Hoog 45.
(*) Op grond der rozetten in de handen, die toch voornamelijk emblemata van
£iwa zijn (zie pag, 6), stelt dit beeld vellicht dien god voor. De no. 264 — 276
komen dan, wegens hunne groote overeenkomst, voor dezelfde opvatting in aanmerking.
266. Onbekend beeld [gewoon type). Als voren, ook de handen.
Achter het hoofd, op, de glorie, eene halve maan met de hoornen
naar boven. Hoog 52. — Collectie Scheepmaker.
267. Id. Als voren, maar geen halve maan achter het hoofd.
Yersiering onduidelijk. Hoog 48. — Collectie Scheepmaker.
268. Id. Als voren De beide handen liggen geopend op de knieën,
in de linker de rozet (onduidelijk), de rechter ledig. Hoog
42. — Collectie Scheepmaker.
269. Id. Als voren. Geene oepawita noch hooge haartooi, maar
alleen een eenvoudige band boven het voorhoofd en het haar naar
achter gestreken. Hoog 43. — Collectie Scheepmaker.
270. Id. Dezelfde houding als voren. Schijnbaar zonder andere
versiering dan diadeem, oorringen en een of twee banden om het
lichaam, alles onduidelijk en slecht bewerkt. Dikke buik. De
beide handen op de knieën met de rozet in elk. Hoog 41. — Collectie
Scheepmaker.
271. Id. Zittend op een lotuskussen, met achterstuk en glorie.
Gewone versiering zonder oepawita en band onder de borst. De
beide handen geopend op de knieën en ledig. Hoog 39.
272. Id. Zittend op een gewonen vierkanten steen als voetstuk,
met achterstuk en glorie. Gewone versierselen; de oepawita is zeer
geschonden, maar toch duidelijk te herkennen. De beide handen
op de knieën, met den rug beneden en de gesloten vingers boven;
de rechterhand houdt nog het uiteinde van den sjerp vast. Hoog
59.— Er. 147.
273. Id. Zittend op een lotuskussen, met achterstuk en glorie.
Zeer onduidelijk en afgesleten, zoodat de versiering moeielijk te
te herkennen is. De handen op de knieën schijnbaar op dezelfde
wijze als bij het vorige nummer. Hoog 44.