
522“. DoergSL Staande op den buffel, wiens kop aan den rechterkant
ligt. Onder den buffel een lotuskussen, daaronder een
vierkant voetstuk en verder een vierkant achterstuk, waarboven eene
ronde glorie met vlammenden rand en zonnescherm. Vier armen;
de achterhanden onduidelijk; in de voorhanden rechts de drietand
en links de staart van den buffel. De asoera ontbreekt. Hoog
Hot. 1886 pag. 36. Desa K oenti, onderdistrict Sampoeng ,
afd. Ponorogo (Madioen).
523. Kali. Staande op een rond lotuskussen, dat gedragen
wordt door een liggenden leeuw, waarvan rechts het voorlijf en links
het achterlijf onder het kussen uitkomen en die daardoor onnatuurlijk
verlengd is. Geen achterstuk, achter het hoofd eene groote
ronde glorie, met vlammenrand en zonnescherm. De geheelegroep
rust op een langwerpig vierkant voetstuk.
De godin is op de gewone wijze versierd, maar zonder oepawita,
en heeft op het voorhoofd een kringetje. Acht armen; rechts is
de bovenste achterhand bezig een pijl uit een koker achter den
schouder te halen, de tweede hand houdt een lang zwaard, de derde
eene knop, en de voorhanden de tjakra. Links in dezelfde volgorde
schild, een geopende boog, de schelp en de drietand met
korten steel. Hoog 23.6.
Links staat eene kleine vrouwelijke figuur, met gewone versiering
behalve de oepawita en eene glorie achter hoofd; in de rechterhand
de waaier, die op den schouder rust (waarschijnlijk eene
dienares). Rechts zijn nog alleen de voeten van een dergelijke
beeld zichtbaar. — Hot. 1867 p. 100. Bandjar Nagara (Banjoemas).
524. Kali. o f Parwati. Zittende op een vierkant voetstuk met
ovaal achterstuk of glorie, die met een vlammenden rand en aan den
bovenkant met een driepuntig ornament versierd is. Achter het hoofd
een ring als glorie. Het linkerbeen ligt op den zetel, het rechter hangt
neer en rust op een lotusblad, dat vóór uit het voetstuk komt. Het
beeld is van zilver en de rest van brons. Acht armen met verschillende
attributen in de handen, waarvan te herkennen zijn: in de rechter-
bovenhand het bidsnoer, in de derde hand een kort zwaard; de linkerbenedenhand
rust op het kussen en houdt een bloemsteel vast,
die langs den arm tot aan den schouder gaat. Hoog 1 8 .— Notulen
1877 p. 151. I I i. Djokjakarta.
525. Kali of Pétrwati. Zittende op een ovaal lotuskussen met vierkant
voetstuk en achterstuk, dat bij de schouders is afgebroken. Als
voorhoofdsmerk een rond knopje. Aan eiken kant vier armen; de
rechterachterhand houdt, zoo het schijnt, een drietand met korten
steel, de voorhand ligt geopend op de knie, terwijl de middenhan-
den zijn afgebroken; de linkerachterhand houdt een afgebroken voorwerp
, de voorhand rust op het kussen naast het lichaam en de
twee middenhanden zijn afgebroken. — Br. 44.
526. Id. Zittend op een rond lotuskussen, zonder achterstuk; om het
hoofd eene ring als glorie en in het hoofdtooisel eene halve maan
met de horens opwaarts. Uit den linkerkant van het kussen verrijst
eene lotusplant met twee bladeren naast de dij van het beeld, ter-'
wijl een derde stengel langs den arm naar den schouder gaat en
daar is afgebroken. Twee armen; in de rechterhand een langwerpig
voorwerp, waarschijnlijk de drietand in den vorm eener bloemknop
zooals bij no. 155 (‘); in de linkerhand een schijfvormig voorwerp,
knop of bloedschaaltje (patra). — Fr. 43. Cheribon.
71. GANEQA.
527. (ictnega. Zittend op een rond lotuskussen, zonder achterstuk
of glorie. Hoog hoofdtooisel met halve maan en doodshoofd, staande
ovale verhevenheid op het voorhoofd als derde oog, slang als oepawita.
Geen halsnoer, band onder de borst of armbanden. Yier
armen; in de achterhanden rechts het bidsnoer en links de olifants-
( ‘) Deze d rie tan d als bloemknop is w ellich t nie ts an d e rs dan een bol m e t een d rie ta
n d er boven en zo n dan overeenkomen m e t h e t B o ed d h istisch symbool van de D h a rm a (zie
p ag . 8 3 ) . I s d it ju i s t d an zon d a a ru it voor d it beeld en voor no. 1 5 5 een B oeddhistisc
h k a ra k te r v o lg e n , w a t geenszins o nwaarschijnlijk is. H e t is zelfs n ie t onmogelijk
d a t de no. 5 2 4 -5 2 6 B o ed d h istisch e T&r&’s zijn, om d a t, even als bij de vrouwenbeelden
in s te e n , ook bij deze de k enm erk en aan d uidelijkheid te wenschen o verlaten.