
opgesomde kenmerken dikwijls geheel of gedeeltelijk; op Boroboedoer,
■waar ze tallooze malen op de basreliëfs voorkomen, is gewoonlijk eene
bloem in de linkerhand hnn eenig kenmerk en daar wij de beteekenis dier
verschillende bloemen nog niet kennen, zijn ze daar meestal niet te deter-
mineeren. Verder heeft ieder dezer Bodhisatwa’s wederom zijne <jakti, die
echter niet nader zijn aangeduid en voor welker atbeelding geene bijzondere
kenmerken schijnen te bestaan.
Door sommige seeten, die als minder orthodox beschouwd worden en
zich veel met de Tantra-leer, met magische formules en tooverkunsten
bezighouden, wordt een zesde Dhyani-Boeddha, met name Wadjrasatwa
aangenomen. Hodgson (Essays. Literature of Nepal, pag. 15) noemt hem
den »magnus Apollo tantrikarum” en zegt verder van hem (pag. 29): //Intellect,
apprehension and the objects of such apprehension, or the whole phenomena of
the universe are referred to Vajra Satwa Buddha.” Oldfield (vol. II
pag. 114) verklaart dit nader, door hem voor te stellen als eene verpersoonlijking
van een zesde element, het domein des geestes, van een zesden
zin, het verstand en wat daarmede waargenomen wordt. Overigens schijnt
omtrent zijn wezen eenige onzekerheid te bestaan: Bhagvanlal noemt
hem: //a portion of Adi-Buddha and the teacher of all,” en Oldfield (II
pag. 170) deelt ons mede: //His worshippers say that Vajra Satwa is
a sort of divine priest, that he performs for all other deities in heaven the
same spiritual duties, which the Vajra Acharya (d. i. de priester van den
eersten rang) performs for mankind on earth.” Verder wordt hij niet als
Boeddha afgebeeld, maar in goden-ornaat als de Bodhisatwa’s, b. v. te
Buddha Gaja (Hodgson pag. 136) en bij Bhagyanlal (no. 23), steeds
met twee handen, in de rechter de wadjra en in de linker een bel, das
even als Wadjrapani. Ons museum bezit drie zulke beelden van brons
die wel denzelfden zullen voorstellen.
Ook Wadjrasatwa heeft eene 9akti of tara, genaamd Wadjrasatwdtmika
en een Dhyani-Bodhisatwa, die Ghantapdni genoemd wordt; afbeeldingen
of beschrijvingen van deze zijn mij niet bekend.
Wij hebben in het bovenstaande blijkbaar te doen met een streven om langs
naturalistisch-tkeosophischen weg tot een afgerond stelsel te geraken; dit stelsel
is bij gedeelten ontstaan en in zijn geheel schijnt het eerst in den laatsten tijd
van het Boeddhisme in Hindostan tot stand te zijn gekomen, van waar het
verder zoowel naar Nepal als naar Java is overgebracht. Ehys Davids (Bud-
dhism pag. 206) meent dat het begrip van Adiboeddha eerst in de 10® eeuw
ontstaan is, maar het komt mij voor, dat voor eene zoo scherpe tijdsbepaling
geen voldoende gronden bestaan, en als mijne bovenvermelde gissing,
dat Adiboeddha in den grooten dagob van Boroboedoer afgebeeld is , niet
onjuist blijkt, dan moeten wö voor dit begrip een aanmerkelijken tijd teruggaan.
Ik moet echter erkennen, dat Adiboeddha in China geheel onbekend
is, terwijl daar van het geheele boven beschreven pantheon slechts
Amitabha en zijn Bodhisatwa Awalokiteijwara of Padmapani — de laatste
in zeer gewijzigden vorm — op den voorgrond treden.
Alvorens verder te gaan, moge duidelijkheidshalve van het boven
omsehreven stelsel het volgende overzicht worden gegeven.
Adiboeddha [ Pradj nja-ParamitS.
Dhyani-Boeddha’s Tara’s Bodhisatwa’s
Wairotjana Wadjradh Éltwhjwari Samantabhadra •
Akshobhya Lotjana .Wadjrapani
liatuasambhawa JvJ amnki Katnap&ui
A mitabha Pandaia Padmapani of Awaloki-
teewara
Amoghasiddha T ara Witpvapani
Wadjrasatwa Wanjrnsatwatmika Ghautapani.
Wat ik zooeven van China vermeldde, namelijk dat Amitabha en Pad-
mapani het meest vereerd worden, schijnt vrij wel overal inliet Maliajana
het geval te zijn. Padmapani wordt beschouwd als de schepper en de
bestuurder van den tegemvoordigen kosmos en als zoodanig heeft hij ook
het aanzijn gegeven aan Brahma, Wishnoe, Qiwa en de andere góden uit
het Brahmaansche pantheon, die in dezen vorm van het Boeddhisme zijn
opgenomen en wier aanwezen daarin op deze wijze verklaard wordt. —
Soms wordt Akshobhya als de voornaamste der Dhyaui-Boeddha’s beschouwd,
maar volgens BhagvanlaL is dit alleen het geval in de weinig decente esoterische
leer der tantra-secten; in den archipel schijnt die opvatting niet
geheel vreemd te zijn, blijkens no. 7S5 onzer verzameling.— Onder de
taia’s heeft de 5®y Tara, de eerste plaats ingenomen, ten minste zoo in
Nepal en naar het schijnt ook hier, b. v. in den tempel van Kalasan bij
Djokdjakarta (zie Dr. Brandes in Tijdschrift XXXI pag. 2o2).
Behalve de hierboven beschreven godenleer, heeft zich ook het andere
begrip gehandhaafd, dat de Boeddha’s menschen zijn, die zich door ab negatie
en bespiegeling in eene reeks van achtereenvolgende existentiën, tot de
hoogste volmaking hebben opgewerkt. Het aantal dezer Boeddha’s, die
MdnoesJd Boeddha's, d. i. meuschelijke Boeddha’s genoemd worden, is uit
6.