
alleen staat de ring op het hoofd en hangt de tong niet uit den
muil. Hoog 16.3.
774. Leeuw. Gelijk aan het vorige nummer. Hoog 16.
775. Id. Voetstuk en houding als boven ; de ring op het hoofd
is grootendeels afgebroken; uit den muil hangt de tong in natuur,
lijken vorm en grootte.
776. Id. Voetstuk en houding als voren; de muil is geopend,
maar de tong hangt er niet uit. JDe ring staat niet dadelijk op het
hoofd, maar heeft aan den onderkant e'en voetstukje, dat op het
hoofd rust en in welks breed uitloopenden bovenkant de ring staat.
Hoog 17.6.
777 779. Id. Met onbeduidende afwijkingen gelijk aan no. 776.
Hoog 16.
XV. VERSCHILLENDE VOORWERPEN
op den eeredienst betrekking hebbende of daarbij gebruikt.
a. Lingga en Joni. Metalen voorwerpen van dezen aard werden gebruikt
bij den huisgodsdienst en, gelijk wij bij no. 780 zien, werden ze aan den
geloovigen Qiwaïet zelfs in zijn graf meegegeven, De kleinere, als no. 782>
werden als amulet op het lichaam gedragen.
780. Lingga met joni, beide van goud. De joni is 5.9 in het
vierkant, 5.5 hoog en in vorm gelijk aan de steenen joni no. 280.
De lingga is rond, hoog 5 en van onder bewerkt als een lotuskussen.__
Gevonden in de steenen urn no. 377, desa Poetjong, afd. Malang
(Pasoeroean), zie Notulen I pag. 206.
781. Lingga van goud, van onder vierkant, vervolgens achtkant
en van boven rond. Om het bovengedeelte loopt een band, waaraan
een drietand zonder steel bevestigd is. Hoog 5. — Notulen 1878
pag. 36 H g. Desa Pesindon, distr. Kalialang, afd. Ledok (Ba-
gelen).
782. Id. van verguld koper, van onder vierkant, daarna achtkant
en van boven rond. Hoog 2. 4. — Notulen 1881 pag. 85. Desa
'Modjowandji, distr. Modjoagong (Soerabaja).
b. Voorwerpen afkomstig uit begraafplaatsen. Deze aanwijzing
geldt met zekerheid voor de eerste nummers, welker herkomst juist bekend
is, voor de overige wordt op grond der overeenstemming met de eerste eene
gelijke beteekenis aangenomen, met dien verstande, dat men bij Boeddhisten
hieronder tevens moet verstaan de plaatsen waar reliquieën, meestal lichamelijke
overblijfselen van heiligen, bijgezet werden. Voor het roeerendeel zijn
deze voorwerpen gevonden in urnen met lijkasch (zie no. 374 vlg.), die
gewoonlijk het volgende inhielden: l e een bakje, doos of schotel voor de
lijkasch, 2e beschreven plaatjes van goud of zilver, 3e voorstellingen in
goud- of zilverblad van heilige dieren en symbolische figuren, 4e stukjes
goud- en zilverblad, 5e verschillende steentjes, koralen enz., 6e soms ook
zilveren en gouden munten.
Hetgeen onder 4 — 6 is opgenoemd had waarschijnlijk ten doel aan
den overledene de 7 kostbaarheden (sapta ratna) der Hindoes mede te geven,
waaronder men gewoonlijk goud, zilver en 5 soorten kostbare steenen verstaat,
welke laatste zeer verschillend worden genoemd. In het Journal of the
Bombay Branch of the R. A. S. Vol. XV pag. 273, Antiquarian remains
at Sopara and Padana door Bhagvanlal Indraji, wat eene zeer belangrijke
beschrijving bevat van het vinden eener urn in een Boeddhistisch monument
aldaar, wordt gezegd, dat de sapta ratna alle kostbare steenen zijn, maar dat
goud, zilver en andere metalen in de urnen daarbij gevoegd worden.
Dat men dit geheel symbolisch opnam en daarbij niet streefde naar eenige
reëele waarde, blijkt uit de verschillende nummers dezer groep, waarbij de
voorwerpen van dezen aard geen noemenswaardig bedrag vertegenwoordigen,
terwijl men toch mag aannemen dat zij, wier asch op deze wijze werd bijgezet,
aanzienlijke personen waren.
783. Diverse voorwerpen, alle van goud, gevonden in de steenen
urn no. 374, (*) als:
(* ) Van deze voorwerpen, waarover behalve in van Hoevell’s lïeis over Java en
Madura (zie hoven hl. 120j ook gehandeld is in Brumun d s Indiana, I I , 219 vlgg.,
en in P riederich ’s »Over inscriptien van Java en Madoera” (Verh. Bat. Gen., XXVI
9 4V vindt men, evenals van de urn waarin zij lagen, afbeeldingen in het genoemde
boek van van H oeveel. De onder b, c, d, en e genoemde dragen legenden in oud