
vormen en vermoedelijk ook vele der voorafgaande groep, zullen moeten
verklaard worden uit hetgeen men thans nog op Bali vindt.
308. (*) Onbekend beeld (afwijkend type). Staande op eene
steenplaat, die van voren met bloemen versierd is, gewoon
achterstuk, zonder glorie. De houding is los en ongedwongen en de pro-
portien zeer juist, zoodat het ongetwijfeld tot de schoonste enkun-
stigste beelden der verzameling behoort. Het haar is opgemaakt
in een plat golvend kapsel, dat eenigszins naar den rechterkant overhelt
en gelijk is aan dat der dienende beelden op de basreliëfs van
Panataran (zie de fotografieën van van Kinsbergen) ; geen band
of diadeem om het voorhoofd. De oorlellen lang uitgerekt en dicht
aan het oor kleine knopjes, gelijk aan de tegenwoordige kraboe.
Yerdere versierselen zijn halssnoer, oepawita, bovenarm-en polsringen,
een eenvoudige band om het lichaam ter bevestiging van het
kleine kleedje, dat de knieën bloot laat en vóór iets lager afhangt.
In de rechterhand, die naast het lichaam naar beneden gaat, een
bloemknop (lotusknop) aan korten steel; onder den linkerarm een
langwerpig, rond voorwerp, met eene versiering van boven en in
zijne geheele lengte doorboord tot aan eene grootere opening aan
den achterkant van het ruggestuk toe en waardoor vroeger waarschijnlijk
een waterstraal heeft geloopen. Aan den achterkant van het
ruggestuk loopen twee breede steenranden, waarmede het vroeger
in een muur moet bevestigd geweest zijn. Hoog 7 2 .— Pr. 163.
Modjokerto. (2)
309. Id. Yrouwelijk pendant van het vorige. Staande houding
met gewoon achterstuk, zonder glorie, het voetstuk en de
voeten zijn afgebroken. Stijl en versiering geheel overeenkomende met
(■) No. 307 is door verscMkking uitgevallen.
(*) F riederich is geneigd dit beeld voor een Qiwa te houden, maar daartoe ontbreken
alle kcnteekenen en zelfs is het niet- waarschijnlijk dat het een godenbeeld is; behalve
vorm en versiering pleit hiervoor ook de vrije, natuurlijke houding van dit beeld, waarbij
de kunstenaar niet doof'eenige conventioneele opvatting schijnt gebonden geweest te
zijn. -Ik houd dit beeld daarom voor eene fantasievoorstelling, die, te zamen met het
volgende, ter versiering eener badplaats heeft gediend. Vergelijk echter no. 109.
die van het vorige nummer, alleen is het hoofdhaar zwaarder maar overigens
op bijna gelijke wijze opgemaakt. Onder den rechterarm
hetzelfde voorwerp als bij het vorige nommer, maar dit beeld boudt
het met beide handen vast. — Pr. 164. Modjokerto.
810. Onbekend beeld [afwijkend type). Eene vrouw staande op
een rond lotuskussen als voetstuk, zonder achterstuk of glorie. Het
hoofd is zeer geschonden en onduidelijk ; het haar is naar achter
gestreken en valt af op den rug in eene gelijke massa, door horizontale
strepen afgedeeld. Als versierselen alleen halssnoer met
grooten sluitsteen en groote armbanden. Het kleedje is boven de
borsten vastgemaakt en valt tot op de voeten neer, terwijl het
uiteinde van het kleed in een rand met zware plooien weer langs
de zijde en den rug naar den schouder omhoog gaat. Een smalle
doek met vele plooien (slendang) gaat over de rechterborst en den
linkerarm en wordt voor het lichaam door beide handen vastgehouden.
Hoog 105. — Pr. 165.
310“. Id. Staande op een hoog teerlingvormig voetstuk, dat.
van binnen hol is en aan den voorkant het jaartal 1334 = A. D.
1412 draagt. Geen achterstuk of glorie. Als kleeding en versiering
eene platte muts, groote oorbellen en een sarong, om het lijf gebonden
met een dikken band of sjerp, waarop de rechterhand rust
en waarvan de linker een slip vasthoudt. Hoog 63.5. Not. 1880
pag. 154. Desa Grogol, afd. Siddhoardjo (Soerabaja).
310}. Id. Zwaarlijvige gestalte, staande als voren, het voetstuk
aan den vóórkant geschonden. Kleeding en versiering als
het vorige nummer, alleen is de muts wat hooger en laat de opene sarong
het linkerbeen bloot. Hoog 54.— Gevonden met No.3 10a.
310“. Id . Staande als boven en evenzoo gekleed, alleengeene
muts, maar het haar op bijzondere wijze opgemaakt. Bovenarmbanden
in den vorm van slangen en polsringen. De sarong laat het rechterbeen
bloot._ Hoog 66.— Gevonden met No.310a.