
zonder versiering. De kop beschadigd. Hoog 30. — Not. 1864 pag.
230. Rawapoeloe (Soerabaja).
324. Stier. Geheel gelijk aan het vorige nummer. Hoog 2 7 .—
Van dezelfde herkomst als No. 323.
324“. ld. Als voren, maar aanmerkelijk grooter. Hoog. 4 1 .—
Not. 1884 pag. 25. Desa Kaliwenang, distr. Singenkidoel (Sa-
marang).
324s. Id . Liggende op een lotuskussen; de rechterpoot voor
het lijf gebogen; om den hals eene ronde schel aan een versierd snoer
Hoog 33. — Not. 1886 pag. 39. Desa Mantingan, afd. Japara.
325. Id . Liggende als hoven met den linkerpoot schuin voor.
het lichaam gebogen; horens naauwelijks zichtbaar en zonder versiering.
Hoog 41.
326. Id. Liggende als boven en zonder versiering. Hoog 2 6 .—
Collectie Scheepmaker.
327. Id. Liggende als boven met de pooten onder het lijf. Om
den hals een versierde band. Het hoofd afgebroken en de rug beschadigd.
Hoog 39.
328. Leeuw (sinha), zittend op eene langwerpig vierkante steenplaat
als voetstuk. Gedrochtelijk - phantastische vorm even als al de volgende
exemplaren. Op het hoofd een band met versiering en dé
manen sterk gekruld. De staart, die langs den rug naar boven liep,
is weggebroken. Hoog 91.5. — Boroboedoer.
329. Id. Zittende als boven , met opgeheven linkerklauw, waaronder
een onduidelijk voorwerp, misschien eene slang ligt. De staart
loopt langs den rug tót aan het hoofd op en achter de oogen beginnen
twee horens, die nauw aan het hoofd liggen en achter de ooren om
weer naar voren omgebogen zijn. Hoog 67. —Diëng.
330. Leeuw- Liggende zonder voetstuk en met afgebroken
pooten. Krullende manen en horens als boven. Hoog 59.
331. Id. Zittende op eene vierkante steenplaat als voetstuk, de beide
voorpooteh en het voorlijf opgeheven. De staart loopt langs den rug
omhoog en eindigt tegen het achterhoofd in eene zware, gevlochten
pluim. De horens gaan recht naar achter, maar zijn afgebroken. Om den
hals een koord met sieraden , waarvan een, grooter dan de andere,
van voren hangt. Hoog 83. 5. — Diëng.
332. Id. Staande op de achterpooten met eene zeer dunne ronde
steenplaat als voetstuk; het lichaam is opgeheven en de voorpooten
zijn aan weerskanten van den kop naar achter gebracht. De staart
loopt langs den rug tot aan den kop naar boven. Versierd met
halssnoer en band om het lijf. Korte, rechte horens. Van uit den
gesloten muil loopt een koord naar beneden, dat in een piramidaal
ornament op het voetstuk eindigt; aan den achterkant ligt een soortgelijk
ornament. Hoog 100. — Madioen.
333. Id. Geheel overeenkomende met het vorige nummer. —
Madioen.
334. Id . Afgebroken kop, zeer geschonden. Hoog 2 4 .— Tijdschrift
XH pag. 560. Kota Pinang (Siak).
335. Slang (naga). Kop en gedeelte van het lichaam, met de uitgezette
kap van de brilslang; een juweel (ratna) op het hoofd, een
versierde band om den hals en een ander wat lager afhangend.
Hoog 78. — Diëng.
336. Id. Pragment, zoo het schijnt bestaande uit den kop, zonder
kap en met een plat versiersel er op, en een stuk van het lichaam
met schubben bedekt en een versierde band er om heen. Kalksteen.
337. Paard met twee koppen, aan beide einden van het lichaam