
258
boogvormige nis, staat een gedrochtelijk viervoetig dier met twee
menschen op den rug. Daarboven een knop met kleinen beugel en
vervolgens een zware ketting, eindigende in een grooten haak.
Van uit de tusschenschotten in het oliebakje gaat fraai lofwerk naar
boven, tot aan den bovenkant van de nis of boog. Langs het lofwerk,
tusschen den boven vermelden horizontalen rand en den top,
klimt nog eene menschelijke figuur naar boven. Schijnbaar stelt
het geheel eene groep spelende kinderen voor, waarvan twee op het
dier boven rijden en een daarheen klautert. Hoog, zonder den
ketting, 42. — Tijdschrift Berichten VI. Bagelen.
1073. Lamp met vier pitten. Op bet middenstuk staat een
viervoetig dier, waarvan de staart door een grooten drakenkop wordt
gevormd, en op den rug van dit dier zit eene monsterachtige menschelijke
figuur, met drakenmuil en slagtanden zooals reeds herhaaldelijk
beschrevenen reusachtige vlindervleugels; in de rechterhand houdt het
een wapen da,t boven en onder wigvormig toeloopt (wadjra?) en in de
linkerhand een schild. Van uit het hoofdtooisel gaat een gebogen
stang naar boven, waaraan een zonnescherm is bevestigd ; daarboven
een kleine beugel, terwijl de ketting ontbreekt. Het dier heeft
geen kop, maar de hals loopt dun toe en eindigt in den muil van
den berijder (verg. v. d. Vlis, Monumenten van Tjetto, Verhandelingen
Deel XTX. p. 83) ; onder het dier staat een as met twee
raderen, alsof het werd voorgesteld een wagen trekkende. Hoog 38.
1074. Id. In het midden staat een monsterachtige vogel met
groote vleugels, die, behalve twee pooten, ook twee handen heeft
en in elke hand een slang houdt (waarschijnlijk Garoeda); op den
vogel staat eene menschelijke figuur, zonder kenmerkende attributen
(Wishnoe?). Deze figuren, die slecht van vormen zijn, staan tusschen
een boog van zeer fraai lofwerk, terwijl boven en beneden versie-
ringen in den vorm van menschelijke aangezichten (maskers) aangebracht
zijn. De lamp is voorzien van ketting en haak. Hoog
zonder den ketting 32. — Notulen 1878 pag. 8 1 III a. Berg Sdetjo,
afd. Bondowosso (Kediri).
1075. Lamp met vier pitten, Op het middenstuk, dat door fraai
lofwerk is omgeven, staat eene vrouw met een sarong gekleed en aan
elke hand twee polsbanden. In de rechterhand heeft zij een niet te
bepalen voorwerp, met de linker houdt zij een ronden pot, die op haar
hoofd staat. Aan den bovenrand van dien pot zijn twee kettingen
bevestigd, die zich in een beugel vereenigen, en daarboven is een
ketting met haak. Hoog 27 (zonder de kettingen).
1075“. Id. Benedendeel als het vorige nummer; boven is eene
figuur van slechte vormen, tusschen twee bogen gezeten. Ketting
en haak. Hoog 24.
1076. ld. Op het middenstuk, omgeven door fraai lofwerk
(dat echter aan eenen kant is weggebroken) en een versierden
boog of nis, zit een man die bezig is lontarbladen te lezen. De boog
of nis (glorie?) eindigt in een vierkant zonnescherm 1 waarboven knop,
beugel en ketting met haak als boven. Hoog 24, lengte van den
ketting met haak 43.
1077. Id. Zwaar geschonden. Om het hooge, ronde middenstuk
loopt op een derde van de hoogte een horizontale rand, waarop
aan den eenen kant een tafel of bank op vier gedraaide pooten
en op die bank zitten een man en eene vrouw, met hun maal
op een grooten schotel voor zich; op dezen rand zijn nog sporen
van andere figuren, die thans ontbreken. De knop van boven is
afgebroken. Hóóg 24. — Not. I. p. 68. Desa Kandangan, distr.
Bandjaran (Japara).
1078. Id. Op het midden der zijden van het oliebakje staan
driepuntige en vlam vormige versierselen; in het midden van het bakje,
tusschen gelijke versierselen, eene vrouw zittende in de gewone
houding; vermoedelijk zat die figuur in een boog ter ophanging
der lamp, die thans ontbreekt. Hoog 13. — Notulen 1882 pag.
62. Desa Kebonsari, distr. Gemping, afd. Bangil (Pasoeroean).
1078“. Id. Alleen het bovenstuk, zijnde eene menschelijke figuur