
of een gesteente andesiet of bazalt genoemd moet worden; en daar het materiaal
der beschreven steenen niet mikroskopisch is onderzocht, kan hier
of daar in de ondervolgende opgaaf een verwisseling van die twee benamingen
zijn voorgekomen” .
1. Boveneinde in den vorm eener accolade. Blaauw. Andesiet.
Zeer afgesleten. Aan vier zijden beschreven. Van de legende in
oostelijk oud-Javaansch schrift is slechts een klein gedeelte aan de
achterzijde en aan de smalle zijden bovenaan, nog leesbaar. Het
zegelmerk op de voorzijde is onherkenbaar. Afkomst onbekend. —
Hoog in het midden 152, aan de smalle zijden 144; breed van
boven 84, van onderen 60; breedte van de smalle zijden van boven
25, beneden 20. — Achterstevoren.
Fragmenten van een oud-Javaanschen prac;asti. Schenkingsbrief van koning
Qrngga aan de bewoners van Biri. Aangezien de naam van dezen vorst,
voluit genaamd qri Sarwweijwara triwikramawataranindita Qrnggalancana
digwijayotunggadewa voorkomt op nog drie andere steenen afkomstig uit
het zuiden van de residentie Kediri, waarvan er twee de jaartallen Qaka
1116 en 1119 (=3 A. D. 1194 en 1197) geven, mag men vermoeden dat
ook deze steen van die streek naar hier is overgebracht, en dat het opschrift
uit omstreeks denzelfden tijd dagteekent.
2 Yier langwerpige ruw behouwen steenen van onregelmati-
gen vorm. Fijne andesiet. Lett. a, 5 en c dragen ieder op ééne zijde
bovenaan een korte legende in Yenggi-schrift, resp. 12 , 8, en
8 regels; de legende van d (oorspronkelijk 11 regels) is op eenige
onzamenhangende letters na geheel uitgesleten. Gevonden te Moeara
Kaman, drie dagreizen boven Pelarang, in Koetei (oostkust van
Borneo), Not. XYII, 98, 142; XYI1I, 98, 138, 143; 168.— Hoog
a 169, l 187, c 155 en d 121; breed 27 — 38.
Behandeld door Prof. Dr. H. Keen in Med, Kon. Akad. v. Wet., afd.
Letterk., 2 Bks, XI, 182 vlgg., waar men ook facsimiles vinden kan.
//De drie (leesbare) opschriften hebben alle betrekking op zekeren kofaing
Mulawarman, wiens mildheid jegens de brahmanen verheerlijkt wordt in
onbeduidende, maar onberispelijke verzen in de Sanskritsche taal”.
3. Een vierkant steentje dat oorspronkelijk in een muur bevestigd
heeft gezeten. Zeer verweerde poreuse andesiet. Twee regels
Soekoerschrift en relief op de voorzijde. Afkomstig van Sineh, op
de noordoostelijke _ helling Van den berg Lawoe, Tijdschr. Ind.
T. L. en Y k., I I , 335. — Hoog 17 , breed 54, dik 21.
Jaartal (>ka 1381 ( t=: A. D. 1459). De verklaring van Fkiedebich t. a.
p. verdient geen vertrouwen. Het schrift is vooralsnog een struikelblok
bij de ontcijfering. Een facsimile vindt men t. a. p. Tijdschr. Ind. T.
L. en Vk.
4. Bruingeele steen, met boveneinde in den vorm eener accolade.
Boven aan de voorzijde met lofwerk voorzien. Hoornblende-
andesiet. Aan ééne, de voorzijde, beschreven met 25 regels Yenggi-
schrift. De rechter benedenhoek is afgebroken. Door een inlander
van de doekoehan Tjanggal, district Bemame, regentschap Magelang
(Kadoe), gevonden bij het terrasseeren van een tëgalveld, Not. XYII,
42, 90. — Hoog 126, breed 82, dik 24.
(jaka 654 A. D, 732). De oudste vooralsnog bekende gedateerde
inscriptie uit den archipel. 12 Strophen in de Sanskritsche taal. Inscriptie
ter eere van ((ld Sanjaya, den zoon van Sannaha (Sanna), heerscher
over het eiland Java, Keen in Bijdr. T. L en Yk., 4e Ylgr., X , 125
vlgg., waar eén fraai facsimile.Sfe-Voor de lezing Sanjaya in plaats van
Srnjaya vgl. men Not. XXIV, 31.
5. Vermeld onder no. 357, boven bladzijde 114 vlgg.
6. Dakvormig boveneinde en eenigszins gewelfde vlakken. Zwart-
blaauw. Hoornblende-andesiet. Weinig beschadigd. Yier zijden
beschreven met oud-Javaansch schrift van Midden-Java. Voorzijde
leesbaar 38 regels, achterzijde 31; op ieder der beide smalle zijden
één regel overlangs. Aan de voorzijde bovenaan vindt men tus-
schen de syllabe om, die het stuk als het ware kroont, en het
eigenlijke opschrift nog eenige woorden, die echter veel geleden
hebhen. Afkomst onbekend. — Hoog in het midden 102, aan den
smalle zijden 89; breed van boven 50, van onderen 42; breedte
der smalle zijden 8.