
C. T JAK RA en Koendi.
367. Tjakra. De werpschijf of discus van Wistmoe (zie pag. 10)
in den gewonen vorm als rad met vier spaken. Rechts en links
eene vlam of vleugel, boven en onder geschonden. Middellijn
60. — Diëng.
368. Waterkruik (koendï). Zooals die gewoonlijk bij de Qiwa-
beelden vooral als Goeroe voorkomt, los op een vierkant voetstuk.
Hoog 72. — Hot 1873 p. 114. d. Temanggong (Kadoe).
d. Gkaantempels. Voorstellingen in het klein der hedendaagsche rijstschuren
(loemboengs) ; de nok van het dak aan weerskanten vooruitstekend
en de wanden aan die kanten schuin naar buiten oploopende. Waarschijnlijk
waren dit tempeltjes, gewijd aan Qri in hare hoedanigheid van
godin van het graan, die in de nabijheid der rijstvelden geplaatst werden.
Het verdient opmerking dat de exemplaren onzer verzameling, voor zoover
bekend, alle uit Madioen afkomstig zijn. Van elders zijn ze mij niet
bekend.
269. Graantempel. Op de eene helling van het dak staat eene
inscriptie in relief (volgens Dr. Bkandes Qn) en in den wand van
het huisje daaronder is eene diepe nis; aan den tegenovergestelden
wand ziet men de randen eener gelijke nis, die echter blind gelaten
is. Het tempeltje staat op een hoog voetstuk met breed grond- en
topvlak en daartusschen inspringende randen. Hoog 120. —
Madioen.
370. Id. Aan den eenen kant op het dak eene gevleugelde
schelp met een niet te bepalen ornament er onder en in den
wand daaronder eene diepe nis; aan den anderen kant op het
dak eene inscriptie (') en in den wand eene ondiepe nis.
( ‘) De legende in reliefletters op het dak is reeds afgebeeld in Tijdschr. Ind T. 1 .
en Vk., XXI, 165a. Deze logende, die duidelijk schijnt, geeft een treffend voorbeeld
van de moeielijkheden, die zich bij het ontcijferen van zulk soort kleinere inscripties
voordoen. In dit geval zijn de letters, zooals men dat verwachten mag in den bloeitijd
van het oud-Javaansche schrift en de oud-Javaansche literatnur [ + 950], volkomen duidelijk,
toch is de inscriptie, tenzij men, wat mén naar mij dunkt hier zonder bezwaar
met mij zal willen doen, misspelling en misteekening der letters wil aannemen, onlees-
Vierkant voetstuk, dat met inspringende randen naar boven kleiner
wordt. Hoog 87. — Madioen.
371. Graantempeltje. Aan den eenen kant op het dak eene
gevleugelde schelp met een niet te bepalen ornament er onder en in
den wand de omtrekken eener blinde n is; aan den anderen kant
op het dak eene inscriptie (* *) en in den wand eene diepe nis. Voetstuk
als boven, maar kleiner. Hoog 44.
372? ld. Aan den eenen kant op het dak een gevleugelde
schelp, zonder ornament er onder, aan den anderen kant eene
inscriptie (2) ; de nissen aan weerskanten in den wand zijn slechts
in omtrekken aangegeven. Geen voetstuk. Hoog 46. — Madioen.
373. Id. Geen teekens of versiering op het dak; van binnen
hol en van onder open; in de twee breede zijden nissen, die op
de open ruimte van binnen uitkomen. Hoog 39 5. — Collectie
Scheepmaker.
e. Ubnen. Bestemd voor het bewaren van asch of andere reliquiën
van heiligen of van asch na lijkverbranding van aanzienlijke personen.
Vergelijk ook Cunningham, Bhilsa Topes, pag. 286 en plaat XX.
baar. Gelezen als of alles juist is staat er n l.: regalca 908 gegaka, waarmede bedoeld
zijn zal: i gaka 908 waigakha (d. i. (Jakajaar 908 in de maand Wai^akha). Kenners van het
oud-Javaansche schrift zullen zien dat hoewel vele, de aan te brengen veranderingen
toch luttel zijn. Om een ieder over het betrekkelijk gering verschil te laten oordeelen
laat ik hier in nieuw- Javaansche letters volgen 1° wat er werkelijk staat, en 2» wat vermoedelijk
(in oud-Javaansche lettervormen natuurlijk) het prototype van deze legende moet
zijn geweest; nl. a luaminv «jui o r/ m m ww en b tcn cmtHn om o tus iqnj>cmJKv
B.
(*) Tengevolge van den geschonden toestand van het dak van deze loemboeng
is aan het begin en aan het einde vermoedelijk een (klein) gedeelte van de daarop te
lezen legende in reliefletters verloren gegaan. Het heeft er veel van of er staat: . 249
saje. . . (of . . laradasajjs wat echter geen zin geeft). Wat saje (?) beteekent of hoe
het zal moeten worden aangevuld, weet ik niet. Als . 249 juist is gelezen, dan ligt
het voor de hand dat hier het cijfer 1 is welgevallen en dat 1249 Caka (A. D. 1327)
bedoeld is. Ben facsimile van deze legende vindt men Tijdschr. Ind. T. L. en Vk., XXI, 152.
B.
(') De figuren (en relief) op dit nummer stellen een jaartal voor, nl- 940 (C,'aka-jaartelling).
B.