
danig ook Kauwerï genoemd. Op gewone wijze gezeten met beide
beenen op een lotuskussen, met voetstuk enz. gebeel als het vorige
nummer; eveneens het beeld van brons, met goudblad bekleed en het
overige van zilver. De rechterhand rust met de palm op de knie;
de linker ligt geopend in den schoot, met een kleinen bol of kogel
er in. Hoog 9. Het beeld mist alle eigene kenteekenen, maar
behoort klaarblijkelijk bij het vorige nummer, waarmede het te zamen
gevonden is. — Notulen 1881 pag. 98 no. 26.
553. J akshi of Tjarwi. Zittende op een rond lotuskussen met
vierkant voetstuk, vierkant achterstuk tot aan den schouder en daarboven
uitstekende glorie. Vier armen; in de achterhanden rechts
een bidsnoer,links een niet te bepalen voorwerp; de rechtervoorhand
op de knie, geopend en een knop er in, de linker, eveneens op de
knie, houdt een zak met afhangend snoer of lus. Op de achterhoeken
van het voetstuk staan twee half liggende potten , met. afhangend
snoer of lus. — De attributen van dit beeld komen geheel
overeen met die van no. 536 en volgende beelden; daar nu die eene
voorstelling van Koewera zijn, meenen wij hierin zijne vrouw te mogen
zien. Overigens is het niet onmogelijk, dat dit beeld eerder bij
no. 492 behoort. Hoog 9.8. — Er. 42. Ledok (Bagelen).
VHI. BOEDDHA’S.
De algemeene beschrijving der steenen Boeddha-beelden is ook van toepassing
op die in metaal, bij welke zich echter de volgende afwijkingen
voordoen. Het uitwas op het hoofd heeft vaak een spitser beloop en de
bovenste haarlok daarop wordt veelal vervangen door een knop van verschillenden
vorm; het wratje op het voorhoofd wordt soms een kringetje
en ontbreekt vaak geheel; verscheidene beelden zijn van achterstuk, glorie
en zonnescherm voorzien; eindelijk hebben wij beelden die zitten met afhangende
beenen en andere, die in staande houding zijn voorgesteld.
De op de gewone wijze gezeten beelden (de beenen gekruist) stellen,
n aar gelang van de houding hunner handen, de 5 Dhyani-Boeddha’s voor,
dan wel Manoeshi-Boeddha’s , bij voorkeur Qakya, die ook zoo voorkomen.
Alleen van no. 554 kan met zekerheid gezegd worden, dat dit de Dhyani-
Boeddha Wairotjana is, oir dat diens symbool en dragers, de tjakra en twee
163
leeuwen, tegen het voetstuk aangebracht zijn; in no. 563 mogen we stellig
Akshobhya zien. Deze beelden worden daarnaar in 5 groepen verdeeld
en in het algemeen Boeddha’s genoemd, met bijvoeging van den naam
van den Dhy&ni-Boeddha, dien zij hunnen voorstellen.
Eene 6de groep vormen de beelden, die met neerhangende beenen zitten;
of deze ook Dhyani-Boeddha’s kunnen voorstellen, is mij niet bekend;
waarschijnlijk zijn deze alle Manoeshi-Boeddha en dan bij voorkeur Qakya.
Dit laatste mag met zekerheid gezegd worden van de staande beelden
der 7de groep.
Eindelijk wordt eene 8e groep door Wadjrasatwa gevormd, met eene
toelichting ter plaatse, waarnaar verwezen wordt.
a. B oeddha (Wairotjana), zittende op gewone wijze, met de handen
voor het lijf, gelijk of ongeveer als op pag. 76 beschreven; de afwijkingen
zijn wellicht te wijten aan de moeielijkheid om in metaal altijd den ty-
pischen vorm geheel juist te volgen. Het verdient echter opmerking, dat
de houding der handen der nummers 556-561 er eerder op wijst, dat ze
iets tegen het lijf vasthouden, wat bij enkele zelfs voldoende duidelijk is.
554. Wairotjana. Ovaal lotuskussen, met vierkant voetstuk,
ronde glorie met vlammenrand achter het geheele lichaam en daarboven
een zonnescherm. Midden op de voorzijde van het voetstuk
de tjakra met vlammen aan den rand en aan weerszijde bij den
hoek een leeuw, waaruit blijkt, dat we hier stellig Wairotjana voor
ons hebben (zie pag. 76). Op het uitwas van het hoofd eene rozet
en een kringetje op het voorhoofd. De linkerhand voor het lijf,
ter hoogte van het midden, en naar boven geopend, met een doek
of slip van het kleed die er over heen ligt; de rechterhand er boven
, ter hoogte van de borst, eenigszins opgeheven en de vingers op
verschillende wijze gebogen (x). Hoog 23.4. — Er. 68. Ampel
(Soerakarta).
( l ) A ch te r op h e t riiggestulc van d it beeldje v in d t men op slordige wijze en in een
m inder fraaie h an d h e t Boeddhistische geloofsformulier ye dharmmd hetuprabhawd
hetum. fesdm tathdgato hy awadot tesJFn ca yo nirodha cv:amwddi mahdcramana\\
d. i. »wat a a n le v en sv o rm en u it een grondoorzaak v o o rtsp ru it, d aa rv a n h e e ft de
T a th ag a ta (d e Boeddha) de grondoorzaak v e rk la a rd , en d aarvoor h e e ft de groote asceet
insgelijks geleerd de wijze waarop men die levensvormen k an o n d erd ru k k en ” , in g e k rast.