
735. Papegaai met uitgeslagen vleugels op een rond voetstuk
staande. Hoog 5.5.
736. Id. In den hals is een uitsteeksel met een oog er in en
onder het voetstukje de overblijfselen van een pen, waarmede het
vroeger op iets anders moet zijn bevestigd geweest. Hoog 5.
737.. Ornament, bestaande uit het voorlijf van twee staande
dieren (leeuwen?), die door eene slang worden vereenigd. Heeft
wel iets van een hedendaagschen messenlegger van groote afmetingen.
Hoog 7 en lang 13.5.
738. Jd. gevormd door twee olifantskoppen, elk door een poot
ondersteund. Hoog 5.2, lang 11.
739. Id., bestaande uit een gekroonden vogelkop (garoeda?)
tusschen twee in elkaar gestrengelde gekroonde draken of slangen.
Hoog 7.
740. Slangenkop {naga) met knopvormig versiersel {ratna). Aan
den achterkant voorzien van eene versierde verlenging, waarmede hij
op een ander voorwerp schijnt bevestigd geweest te zijn. Lang 7.
741. Aap, zittende op een ring, met de handen voor de borst
gekruist en daar, zoo het schijnt, iets vasthoudende. Geelkoper.
Yermoedelijk het gevest van een kris. Hoog 7.8.
742. Leeuwtje van gebakken aarde in liggende houding, vermoedelijk
een bakje voor water bij het schrijven: in China ten minste
worden voorwerpen in dien vorm daarvoor gebruikt en wellicht
is het van daar afkomstig; de muil is doorboord als tuit en op
den rug is een gaatje, om, door daarop den vinger te leggen, het
uitloopen te regelen. Hoog 5.— Notulen 1883 pag. 11. Limba-
ngan (Preanger).
743. Id. Yan zachten witten steen, zittende op de achter-
pooten, het lichaam opgericht en de voorpooten naar achter geslagen;
de fraai versierde fantastische staart gaat tot aan den
bovenkant van den kop recht omhoog; om het midden een fraai
versierde baud. De tong hangt uit den muil en raakt de spits
van een fraai ornament, dat van uit het platte versierde voetstuk
oprijst. Boven in den kop is een rond gat, dat tot op de helft
van het beeldje naar beneden gaat. Misschien een kandelaar. Hoog
9.2.
744. Diermuil in fantastischen vorm van gebakken steen. Hoog
12. — Notulen 1880 pag. 153. Bondowosso (Besoeki),
745. Masker, voorstellende een banaspati-kop (zie no. 402).
Hoog 4.
De nu volgende dieren schijnen alle met hun voetstuk op een ander
voorwerp te zijn bevestigd geweest en zijn van boven voorzien van een
ring, die bij het meerendeel schijnt gediend te hebben om ze op te hangen_
No. 746, 747, 755 en 755«, waarbij die ring door het bovengedeelte van
een boog wordt gevormd, zijn waarschijnlijk bovenstukken van hangende
lampen geweest, maar voor de andere voorwerpen is deze veronderstelling
deels niet gerechtvaardigd; deels geheel onmogelijk. Bij de stieren no.
748 — 753 zien wij den ring oï kram op den rug in de lengte-as van het
lichaam, bij de voorwerpen van 757 — 767“ staat die ring op dezelfde
wijze in den hals of soms op het hoofd, en is nog steeds te klein om er
den vinger door te steken. Bij no. 768 verandert de ring in eens van
vlak en komt loodrecht op de lengte-as des lichaams te staan, terwijl hij
tevens grooter wordt, zoodat men bij de twee eerste nommers een paar
vingers en verder de geheele hand er in steken kan; hier heeft de'ring
waarschijnlijk gediend om het onder bevestigde voorwerp in de hand te
dragen. Al de voorwerpen met grooten ring, en ook enkele van die met
een kleinen ring of kram, hebben als voetstuk eene metaalplaat, die zoodanig
is gebogen, dat het ondervlak op een bolvormig voorwerp past; bij
enkele dezer platen, b. v. no. 768, is aan eiken kant eene kleine insnijding,
ter opname van een haak of klamp voor de bevestiging op liet onbekende
onderstuk.
746. Stier (nandi). Staande op een rond voetstukje, tusscben
vier hooge, vlamvormige versiersels. Het dier staat onder een boog,
die aan weerskanten uit de zijde van het voetstuk begint, met
14