
158. Ganega. Geen doodshoofd in liet haartooisel en het derde oog
niet te herkennen. Hoog 75.— Magelang.
159. Id. Halve maan met doodshoofd. Het achterstuk reikt
slechts tot aan de schouders en van daar verrijst eene ronde glorie
die van boven in eene punt uitloopt. Hoog 6 7 .5 .— Kadoe.
160. Id. Derde oog, halve maan en doodshoofd op de gewone
plaatsen. Het ruggestuk steekt met een derde zijner lengte hoven
het beeld uit. Hoog 73. — 1Y. 140. Samarang.
161. Id. Doodshoofd en halve maan in het hoofdtooisel. De
oepawita loopt over den rechterschouder, waar ook de slangenkop
ligt. Het bidsnoer in de rechterachterhand is niet meer te herkennen.
Hoog 63.— Not. 1864 pag. 230. Rawapoeloe (Soerabaja).
162. Id. De oepawita geen slang, maar een gewone breede
band. Hoog 50.
moeten bettekenen: zonder gana of gana's, wat van den beer der gantës tocb moeielijk kan zijn
gezegd. Ook nirihana geeft geen zin, zelfs al neemt men een vrij sterke misspelling van
nirbuna (nirwana) aan. Waarom tocb dit woord op een Ganëpa-hf'j'lïi ? JJirbhana, eindelijk is
voor zoover ik weet even zinloos als bet boven genoemde dirgana. Het lezen en verklaren
van zulke korte onzamenhangende legenden is aan buitengewone bezwaren onderhevig. Het
mag tij zulke kleinere legenden niet te doen zijn alleen om gissingen te opperen. Beter is
bet bier, omdat men er uit zien kan dat men de verwachting deze thans nog zoo
onduidelijke legenden eens met meer gemak te zullen kunnen lezen, ’ nog niet behoeft op te
geven, er op te wijzen dat behoudens zeer enkele uitzonderingen alle voorwerpen waarop men
legenden vindt in reliefletters, of letters in vorm met deze overeenkomende, van
jongere dagteekening zijn, d. w. z. bebooren tot de laatste categoriën uit den Hindoetijd
(vóór den val van Majapabit) en dat bet ons nog niet gelukt is bet soort van
schrift dat men gebruikt vindt bijv. bij de inscripties vanSoekoe, bij die van Tjeta, bij die van
Penampikan,—zooals men ziet vindt men dat voornamelijk in en bij de residentie Madioen,
en in Keiiri—een schriftsoort dat zeer lomp en daarbij in velerlei opzichten van de oudere
vormen zeer afwijkend is, te doorgronden. Zoolang men niet werkelijk den draad beeft,
gevonden, en ook een ander dien in banden kan geven, sticht men meer nut door met een
nescio zijn onkunde te erkennen. Ook verderop zal dit bier en daar moeten geschieden.
163. Ganega. Zit op een vierkant versierd kussen, geen lotusbed,
In het hoofdtooisel de halve maan, het doodshoofd daarboven niet
meer te herkennen. Het onderste gedeelte van den snuit is afgebroken.
Hoog 67. — Fr. 139. Samarang.
164. Id. Het bidsnoer in de linker achterhand (') en in de
rechterachterhand een voorwerp, dat wel iets op een troffel gelijkt,
misschien de olifantshaak. Het beeld is zeer onduidelijk en afgesleten.
Hoog 57. — Not. 1864 pag. 230. Rawapoeloe (Soerabaja).
165. Id. Fraai hoog hoofdtooisel met doodshoofd en halve
maan er in. Op het voorhoofd het derde oog. De etensbak in de
linkervoorhand is een omgekeerd doodshoofd. Hoog 63. - Collectie
Scheepmaker.
166. Id. Op het voorhoofd het derde oog en als oepawita
eene slang. Hoog 64. — Collectie Scheepmaker.
167. Id. De achterhanden als voren en geene glorie. Verder
onduidelijk. Hoog 40. — Collectie Scheepmaker.
168. Id. In de rechterachterhand eene troffelvormig voorwerp
als bij no. 164 en links liet bidsnoer. Voorhanden onduidelijk en
snuit afgebroken. Onder het lotuskussen ligt eene dubbele steenplaat.
Hoog 64. — Collectie Scheepmaker.
169. Id. Slang als oepawita en in het hoofdtooisel het doodshoofd
met de halve maan er onder. De rechtervoorhand ligt op de
knie met een plat onduidelijk voorwerp er in. Hoog 84. — Collectie
Scheepmaker.
170. Id. De achterhanden als voren , maar overigens onduidelijk. (*)
(*) Bij de nummers 1 6 4— 170 vinit men, in afwijking vau dea regel, m de achterbanden
links bet bidsnoer en rechts den olifantshaak.