
1182. Handvatsel van een spiegel. Als voren. Geheel met
lofwerk versierd. Koorde van den boog 5.4, hoogte 6.9.
1182“. ld. Als voren; de boog en twee der zijden zijn afgebroken.
Aan den eenen kant eene staande vrouw, aan den anderen kant
alleen nog maar een hoofd zichtbaar. Hoog 7.8.
1183. Id. "Aan onder een rond voetstuk en daarop eenig
lofwerk, waartegen aan den eenen kant een man met twee vogels
aan zijne voeten en aan den anderen kant eene vrouw; beide figuren
staan en dragen eene lange oepawita, terwijl verdere attributen
niet uit te maken zijn. Boven het hoofd van beide figuren ziet men
een mensehenhoofd met twee bloemen er onder, geplaatst tusschen
twee olifantskoppen met opgeheven naar buiten gekeerde snuiten.
Daarboven een korte boog met nog al diepe gleuf. Koorde van
den boog 7.2, hoog 13.3.
1184. Id. Vorm als boven. Bond voetstuk, waarop een rond
bankje met vier pooten en wederom daarop, tegen eenig lofwerk,
aan den eenen kant een zittend beeld, dat aan Koewera doet denken,
en aan den anderen kant eene staande vrouw. Koorde van den
boog 4.5, hoogte 10.
1185. Id. Als boven. Bond voetstuk met lofwerk, waartegen
aan den eenen kant een zittend beeld, aan den anderen kant een
spits toeloopende boom van conventioneelen vorm. Boog 5.3,
hoogte- 8.7.
1186. ld. Ovaal voetstuk en daarboven ovaal bloemwerk, dat
boven in een boog eindigt; aan den eenen kant zit op een bankje
zoo het schijnt Boeddha. Boog 5.5, hoogte 6.8.
1187. Id. (?). Als voren. Aan den eenen kant een paar en aan
den anderen ééne staande menschenfiguur. De boog is afgebroken.
1188__-1190. ld. (?). .Van onder een ovaal voetstuk, daarop
eenig lofwerk, aan weerskanten waarvan een zittend beeldje en daarboven
de gewone boog. Alle drie onduidelijk. Hoog van 6.3 tot 6.8.
1191. Handvatsel van een spiegel (?}. Ovaal maar platter dan
de vorige. Aan weerskanten eene staande figuur. Hoog 8.
1192. Id. (?). Als voren. Aan den eenen kant eene staande
figuur, aan den anderen kant een boom, om welks stam zich
eene slang kronkelt. Hoogte 7.5.
1193 — 1207. Id. (F). Als voren. Aan den eenen kant eene staande
of zittende figuur en aan den anderen kant een boom. Alle weinig
duidelijk. Hoogte van 7.2 tot 5.
1208 — 1209. Id. (?). Als voren. Alleen met lofwerk versierd.
Hoog 5.
c. Diverse voorwerpen voor huiselijk gebruik gedeeltelijk met
onbekende bestemming.
1210. Yaas o f urn met versierden rand en deksel. Op de vaas
zelve als eenige versiering eene inscriptie van gefigureerde letters ( l ).
Dicht bij den rand der vaas twee oogen, waarin waarschijnlijk een
hengsel bevestigd is geweest. Hoog 29.8.
I BH
1 2 1 1 . Id. Yan zeer dun geslagen koper en minder fraai bewerkt
en versierd dan het vorige nummer. Eveneens twee oogen, waaraan
een hengsel bevestigd is, dat van boven met een langen haak is
voorzien. Hoog 31. — Notulen 1878 pag. 78 . Soerabaja.
1212 — 1214. Vazen voor r eu kw a te r , zooals onder anderen een
vorst of hoofd gebruikte, om daaruit eenige druppels te storten op
de handen van een ondergeschikte, aan wien hij eene gunst bewees
of eene belofte deed. Langwerpige, eivormige vazen, van
onder voorzien van een voetstuk en boven uitloopende in een langen,
nauwen hals, terwijl op zij een slangenkop als tuit is aangebracht.
Al deze vazen of flesschen zijn ongemeen fraai van vorm,
( ' ) Deze fraaie g efigureerde oud-.Tavaansche le tte rs, d ie eenigszins sch u in staan , en
n aa r h e t mij sch ijn t, v an beneden n a a r hoven moeten gelezen worden, zooals ook d e volgo
rd e is van de legende 4 op no. 9 7 0 , zouden d an q n Jcata o f q n Ihata luiden.